Immanuel Kant: rationalisme
De frase ‘mijn God laat zich niet kennen’ moet de filosoof Immanuel Kant op het lijf geschreven zijn. Kant wordt gezien als een filosoof van de Verlichting, voor wie de rede de basis van echte kennis is. Tegelijkertijd was Kant een religieus man. Hij ontwikkelde zijn ideeën over rationalisme in een tijd dat er grote veranderingen in het westerse denken plaatsvonden.
Immanuel Kant probeerde religie een meer eigentijdse betekenis te geven. De Kennisleer van Kant veroorzaakt een radicale scheiding tussen geloof en weten. Zijn ideeën hebben grote invloed gehad op het filosofische denken en op de maatschappij in de twintigste eeuw. Het is daarom interessant stil te staan bij wat Kant dacht over God, religie en rede.
Rationalisme
In de achttiende eeuw werden heersende dogmatische en religieus gedomineerde denkbeelden losgelaten. Onder invloed van natuurwetenschappelijke kennis kwam er ruimte voor nieuwe inzichten en wereldbeelden. Het was de tijd van het menselijke rationalisme. Het eigen verstand als uitgangspunt nemen was iets dat ook Kant nadrukkelijk uitdroeg. Zijn bekende uitspraak: sapere aude! (durf te denken) getuigt daar van.
De rede is basis van kennis
Kant hield zich specifiek bezig met de vraag ‘wat kan ik weten?’ In zijn Kritiek van de zuivere rede (1781) stelt Kant dat ons weten zich beperkt tot onze zintuiglijke waarneming. Kennis ontstaat door het waarnemen van de werkelijkheid in tijd en ruimte. Die waarneming levert kennis op die we met ons verstand kunnen duiden door ordening in categorieën en begrippen. Kennis ontstaat dus door ervaringen en door de ordening van die ervaringen. Kant maakt daarbij onderscheid tussen het ‘verstand’ (het denken) en het ‘ding an sich’ (de werkelijkheid). De rede (het verstand) is bij Kant de basis van kennis, omdat de waarneming of de werkelijkheid eerst altijd nog door het verstand geïnterpreteerd moeten worden om tot kennis te komen.
God is het begin van het denken
Wanneer je de vraag ‘Hoe kunnen wij God kennen?’ op Kant’s filosofische opvattingen loslaat, dan kom je er al snel achter dat dit een vraag is die je – vanuit Kant’s optiek – niet kunt beantwoorden. Sterker nog: Kant zou zeggen dat je God helemaal niet kunt kennen.
Kennen namelijk in de zin van ‘kennis’ hebben over iets. God is niet iets, want God is volgens Kant’s criteria geen werkelijkheid en niet waarneembaar. Volgens Kant is een zogenaamd godsbewijs volgens de zuivere rede onmogelijk. Dat belet hem overigens niet te geloven. God is volgens Kant’s kennistheorie geen begrip, maar een idee. God kunnen we niet kennen, maar wel denken, net als bijvoorbeeld ‘ziel’ en ‘kosmos’. Toch laat het Kant niet los en God is voor hem dan weliswaar ‘slechts’ een idee, maar wel een noodzakelijk idee. Simpel gezegd is God het begin van het denken (over God): de regels van de causaliteit bepalen dat dit idee ‘God’ ergens moet zijn begonnen. Je moet dus wel een God veronderstellen.
In Kant zijn denken waren rede en religie allebei aanwezig, maar vormden gescheiden systemen. Omdat God en religie zich onttrekken aan de zuivere rede kan er niets redelijks over God gezegd worden. En God kunnen wij dus niet kennen volgens Kant’s redeneren. Omdat er over God niets steekhoudends te beweren valt, heeft Kant het dan maar over religie.
Moraal van de mens
In zijn Kritiek van de praktische rede (1788) onderzoekt hij de moraal en het handelen van de mens. Waarom doen we het goede? vraagt hij zich af. In deze morele filosofie stelt hij dat God en geweten ideeën zijn. Ze beïnvloeden je denken, maar het zijn geen zekerheden. Maar hoe komen we tot moreel handelen als er geen werkelijke God is die ons daartoe aanzet? Het autonome handelen van de mens is belangrijk in deze gedachtegang.
De mens moet onafhankelijk van andere dingen eigen morele keuzes maken. Elk mens heeft zijn eigen morele ervaring, om iets zinnigs te zeggen over moreel handelen moet je daar los van komen. Je moet die morele ervaringen abstraheren en een constante, de ratio van deze verschillen vinden. Volgens Kant heeft iedereen een besef van wat goed is: de ‘plicht’ of het geweten.
Logische redenering
Door logisch redeneren komen we zo tot het goede, iets waartoe we onszelf verplichten, de ‘intentie’. Maar wie beoordeelt dat morele gedrag, waarvoor doen wij het goede? Kant komt daar niet zo goed uit, en heeft daar toch weer een veronderstelde ‘God’ als antwoord op. Kant’s andere antwoord op deze vraag is: omdat we daarmee ‘het geluk waardig zijn’. Moreel gedrag ontstaat wat Kant betreft niet door geloof in God, maar op basis van logische redenering. Het is namelijk beter en wenselijker om het goede te willen, het goede te doen, om moreel gedrag te vertonen.
Ratio en geloof
Geloof en rede bleven Kant – als gelovige, als piëtist – bezig houden. Hij bleef pogen God en religie een plaats te geven naast een rationeel wereldbeeld. Na zijn twee Kritieken (van de zuivere en de praktische rede) schreef hij nog een boek over geloof: Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft (1793). In het Nederlands is het boek verschenen onder de titel De religie binnen de grenzen van de rede (2010). In dit boek probeert Kant religie te vereningen met de menselijke rede. God en religie zijn daarin ontdaan van hun dogmatische lading: ze vormen de grenzen van de rede, en hebben vooral een morele functie.
Invloed Immanuel Kant
Kant’s gedachtengoed heeft een grote invloed gehad op het filosofische denken van de twintigste eeuw. Tot in onze tijd zijn Kant’s ideeën over verstand, waarneming en werkelijkheid nog overal in ons denken terug te vinden. Denk aan discussies over wetenschappelijk bewijs van Gods bestaan, en het belang dat wordt gehecht aan wetenschappelijke feiten en het afwijzen van een metafysische werkelijkheid.
Tegelijkertijd zijn Kant’s opvattingen ook weer deels uit de tijd. Want hoewel rationalisme hoogtij viert, wordt er tegelijkertijd ook veel belang gehecht aan ervaringen, belevingen, gevoelens. Ook is er nauwelijks ruimte meer voor de integratie van religie in maatschappelijke context.
Doe als Kant, ‘denk’ God
‘God als idee’ blijft – bij gebrek aan wetenschappelijk bewijs – toch een interessante gedachte. Misschien juist ook voor Remonstranten: God laat zich niet kennen, maar laat zich wel denken. Doe als Kant, ‘denk’ God. Accepteer dat God niet te bewijzen en niet echt te kennen is, maar laat dat je niet weerhouden oog te hebben voor wat het rationele ontstijgt.