26 september 2017

Weemoed wijst de weg naar het wezenlijke

Geschreven door André Meiresonne
Actueel Foto: Andre Meiresonne Weemoed wijst de weg naar het wezenlijke

Misschien ken je het. Je hoort iemand spreken en je voelt je onrustig worden. Dat gebeurde me toen Joke Hermsen optrad in onze kerk. Volgens haar is onze tijdgeest er een vol melancholie. Maar ik herken me niet in haar opvatting dat we in een zorgelijke, zelfs deprimerende tijd leven.

De wetenschap zegt heel iets anders. Lees Steven Pinker. Hij toont aan hoe de wereld steeds minder gewelddadig wordt. Ondanks Assad en IS, Kim en Trump, zeespiegelstijging en ontkenning van klimaatverandering leven we in een zeldzaam opgewekte en opwekkende tijd. De vraag is: wil je dat ook zien? ’Je gaat het pas zien als je het doorhebt,’ zoals Johan Cruijff ons al meegaf.

Kijk door weemoedige ogen en je ziet een wereld vol zorgen en pijn.

Zou het kunnen dat Joke Hermsen zelf melancholiek is? En dat ze dat dus ook om zich heen ziet? Een kwestie van projectie? En ook van mij weer projectie, om juist het positieve te willen zien? Joke Hermsen kijkt door weemoedige ogen – en ziet een wereld vol zorgen en pijn. Zo duidt ze de onmiskenbare toename van het aantal eenpersoons huishoudens als een zorgelijk stemmend teken des tijds. Nou heb ik eenpersoonshuishouden. Mijn vriendin ook. En wat zijn we daar blij mee. Dat we het zo kunnen doen. Bij elkaar zijn wanneer we willen. En op onszelf als dat nodig is. Het is maar hoe je het bekijkt. Wat wil je zien?

Dan gebeurt er na de voordracht iets bijzonders. Predikant Antje van der Hoek bevraagt Joke Hermsen op ‘het verticale’, de verbinding met iets hogers, of het onnoembare. Dan vertelt de filosofe plotseling openhartig over de Gottverlassenheit die haar in haar jeugd overviel. Ineens is daar Psalm 22: ’Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij alleen gelaten?’. Ik hoor haar herinnering als een weemoedig verlangen naar de geborgenheid van onze kindertijd. Naar het paradijs waar we in de loop van onze jeugd allemaal uitgegooid worden. Of is dat een projectie van mij?

Erkenning van pijn en verdriet helpt je om te gaan met tegenslag.

Hoe dat ook zij, erkenning van de pijn en het verdriet van het verdreven zijn uit het paradijs van onze jeugd, helpt mij om te gaan met de tegenslag waar het leven ons onherroepelijk op trakteert. Want: ‘Je wordt oud, je wordt ziek en je gaat dood.’ Soms wordt je zelfs ziek en ga je al dood voor je oud bent. Naar, maar het is niet anders. Zo is het leven. Wanneer ik durf te erkennen dat het leven nu eenmaal vaak niet leuk is wordt het leven een stuk dragelijker. Het helpt mij om te gaan met de ‘weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat,’ zoals Willem Elsschot dichtte.

Wat mij uiteindelijk het meest helpt is een groeiend vertrouwen in het leven zelf. De ervaring geborgen te zijn. Die ervaring van geborgenheid volgde wonderlijk genoeg op de ervaring van diepe verlatenheid. Het wezenlijke van het leven vond ik toen al het bijkomstige wegviel en ik belandde op de bodem van de put. Mijn eigen put. Daarom is het wel eng maar niet erg om in de put van je eigen leven te vallen. Alles in je verzet zich, maar je leven blijkt een bodem te hebben, godzijdank. Maar daar kom je pas achter wanneer je eindelijk op de bodem van die put belandt.

Je geborgen voelen, rusten in jezelf. Of zoals sommigen zeggen, bij God.

Op die bodem kun je rusten – rusten in jezelf. Sommigen noemen dat rusten bij God. Zoals Etty Hillesum die, midden in de waanzin van de Tweede Wereldoorlog, in haar dagboek schreef: ’Ik rust in mijzelve. En dat mijzelve, dat allerdiepste en allerrijkste in mij, waarin ik rust, dat noem ik “god”.’ Dan kruist in jezelf het horizontale met het verticale. Dat is ‘transcendentie in de immanentie.’ Dan vormt het leven een kruis.

André Meiresonne

 

Gerelateerd