Volharden
Geschreven door Reinhold Philipp‘In de week voor een kerkdienst waarin ik als gast op de kansel mocht voorgaan, werd ik gebeld: “Je mag zondag natuurlijk uit de Bijbel lezen”, zei de beller, “maar een boeddhistisch verhaal is ook goed.” Daarnaast werd ik gewaarschuwd dat haar kerk het woord ‘Heer’ zo veel mogelijk vermeed. Het gebed van Jezus, het ‘Onze Vader’, hadden ze afgeschaft. “Oh, en ik durf het bijna niet te zeggen”, was de afsluiting van dit bevreemdende telefoongesprek, “maar voor sommigen onder ons is het woord ‘God’ ook al taboe.” Zo beschrijft collega Alain Verheij in een column in Trouw een voor mij heel herkenbare ervaring. Veel remonstrantse of anders vrijzinnige gemeenten doen -vanwege het gestage ledenverlies ten einde raad- er alles aan om zinzoekers te pleasen en gooien daarvoor allerlei dingen die typisch ‘kerk’ zijn overboord: Klankschalen in plaats van orgelmuziek. Yoga in plaats van psalmgezang. Een vegan snack in plaats van brood en wijn. Verheij vervolgt zijn verhaal: ‘Ik besloot die kansel te betreden, gewapend met twee stevige Oudtestamentische teksten. De helft van de kerkgangers waardeerde dat zeer. De andere helft gaf me na afloop niet eens een hand. Ik ben er nooit meer teruggevraagd. Inmiddels bestaat de genoemde geloofsgemeenschap niet meer en dat hoeft niemand te verbazen. Je kunt geen duurzame kerk bouwen als je fundament vooral bestaat uit weten wat je niet (meer) wilt zijn. Als je onophoudelijk blijft afbreken, rest alleen nog maar woede en puin. Persoonlijk ben ik blij dat vrijzinnige kerken bestaan, want mijn geloof is er gered.’ Ook daar kan ik me van harte bij aansluiten. Zelf zou ik niet zeggen dat mijn ‘geloof’ gered is, maar eerder mijn betrokkenheid bij een kerk.
Studie en universitaire wetenschap begonnen ooit wreed en meedogenloos mijn naïef, kinderlijk geloof uit mijn jeugd af te breken. Maar gelukkig bleef het niet bij de deconstructie, de afbraak. Bij de Remonstranten mocht ik in alle vrijheid, ondersteund door een vrijzinnige manier van theologie bedrijven, beginnen aan een reconstructie, aan het opnieuw opbouwen, geleid door de fundamentele vraag: Wat betekent mijn geloof voor mij persoonlijk in het leven van alledag? Of, om het met het jaarthema van de Remonstranten te zeggen: ‘Wat vraag God van mij?’
De nieuwe scriba van de PKN zei in een interview in Trouw: “Ik ga niet het ‘merk’ PKN ‘uitbaten’ en in de markt zetten. We richten ons in de kerk op een ander soort leven, waarin je niet bezig bent met drukte, maar met stilte, gebed, het overwinnen van vervreemding, angst en haat. Mocht je daar ook naar snakken, kom eens langs.” Alain Verheij stelt dat ‘religieuze zoekers zullen neerstrijken bij die kerken, die zichzelf in de woestenij van de huidige wereld als oase durven zien en tegen de mensen durven roepen: “Kom hierheen! Hier is water voor wie dorst heeft.”’ Het gaat erom dat een kerk, een geloofsgemeenschap zelf van harte gelooft in wat ze aan het doen is, een gewortelde identiteit heeft en ergens voor staat.
We hoorden van de doop van drieduizend mensen op de eerste dag. Indrukwekkend! Duizenden die zich afkeren van hun oude leven en een nieuw leven beginnen. Dat is voor iedereen van hen een heel persoonlijke stap geweest. Maar de Geest brengt deze mensen direct ook bij elkaar. In vers 42 wordt kernachtig benoemd hoe men in de gemeente in Jeruzalem probeerde het nieuwe geloof te leven: ‘Zij volhardden in de leer van de apostelen, in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.’
De gemeente volhardt in ‘het breken van het brood’. Ze aten met elkaar. Een prachtige manier om contact met iemand te hebben en oprechte aandacht voor elkaar. De uitdrukking ‘het breken van het brood’ kan wijzen op gezamenlijke maaltijden, maar ook op het samen ‘breken van brood’ in herinnering aan Jezus. Vaak waren die twee ook met elkaar verweven. Men gebruikte samen de maaltijd, soms gecombineerd met ‘het breken en delen van brood en wijn’. Alle verschillen vallen op dat moment weg. De gemeente volhardt in de gemeenschap en is ‘eensgezind’. Ondanks alle verschillen die er ongetwijfeld ook waren, streven de eerste christenen eensgezind naar ‘eenheid in verscheidenheid’. Eenheid ontstaat als we verscheidenheid erkennen en mét onze verschillen afgestemd zijn en blijven op dat wat ons verbindt.
Ze deelden alles, niet alleen onder elkaar, maar ook met anderen (Handelingen 2:45). Zij delen alles met elkaar en zijn zelfs bereid bezittingen te verkopen om armen te ondersteunen. De gemeente had oog voor de nood binnen de gemeente, maar ook voor mensen in nood daarbuiten. Dat sprak velen aan en leidde ertoe, dat steeds meer mensen in contact kwamen met het evangelie (van naastenliefde), tot geloof kwamen en zich bij de christelijke geloofsgemeenschap aansloten.
Emanuel Levinas schrijft: ‘God is niet het antwoord op onze vraag, maar de vraag om ons antwoord.’ Typisch voor onze tijd en cultuur is het individualisme: ik ben zelf voor mijn leven verantwoordelijk, ook voor mijn geestelijk leven. De kerk is een gemeenschap die mensen met elkaar verbindt, mensen die antwoord willen geven op de vraag: ‘Wat vraagt God van mij?’. Gemeenschap is niet alleen dat je elkaars lasten draagt, naar elkaar omziet, vreugde en verdriet met elkaar kunt delen, maar ook dat je elkaar bemoedigt, elkaar een spiegel voorhoudt en elkaar -waar nodig- liefdevol corrigeert.
‘De Heer voegde dagelijks mensen aan de gemeente toe.’ (Handelingen 2:47) In onze tijd klinkt dat jaloersmakend. De eerste christelijke gemeente groeit vanaf dag 1. Maar ik kan ook troost vinden in deze zin: Er staat namelijk ‘de Heer voegde toe’. Dat betekent voor mij dat wij vreselijk ons best kunnen én moeten doen, maar dat voortbestaan en groei van de geloofsgemeenschap uiteindelijk een zegen van de Eeuwige is. De gemeente uit Handelingen maakt een stormachtige groei door, niet door het ontplooien van allerlei initiatieven en activiteiten, lezingen en cursussen, filmcafé en tentoonstellingen van kunst, maar eerst en vooral door christelijke gemeenschap te zijn én door het volharden. Laten ook wij daarom in onze uitdagende, soms hopeloos makende tijd, volhouden en volharden in de studie van bijbelteksten, in de navolging van het voorbeeld van Jezus en de eerste christenen, in het breken van het brood en in de gebeden, in onderlinge gemeenschap en omzien naar elkaar, in gezamenlijke maaltijden, vieringen en gesprekskringen, met oprechte aandacht voor elkaar, met open ogen en een open hart voor de mensen om ons heen. God zal het zegenen.