22 mei 2018

Schilder van de stilte

Geschreven door Antje van der Hoek

In de, samen met gemeentelid en kunsthistorica Nini Jonker en onze organist Hans Jacobi voorbereide, dienst van 10 juni staat het werk van de schilder Jan Mankes (1889 – 1920) centraal. Dit werk is op verschillende manieren getypeerd. Maar vaak terugkerend daarin zijn de woorden ‘stilte’ en ‘verstilling’. Zo sprak kunstdocent en beeldend kunstenaar Richard Roland Holst van ‘Hollands’ meest verstilde kunstenaar’. Wie zich openstelt voor de landschappen en dieren die Mankes in zijn korte leven (hij overleed op dertigjarige leeftijd aan tuberculose) schilderde, zal die serene sfeer vermoedelijk snel herkennen. Het hing samen met wat kunst voor de kunstenaar betekende. Zo schreef Mankes eens aan zijn Haagse mecenas dat kunst ‘uiting geeft aan geestelijk leven’ en omschreef hij schilderen als ‘het geven van de reactie van de geest (ziel) op de stoffelijke dingen om daarmee het onnoembare naar buiten te brengen’.

Over dit thema was Mankes vaak in gesprek met zijn vrouw Anne Mankes-Zernike. Zij werd de eerste vrouwelijke predikant in Nederland. In 1911 werd zij in de doopsgezinde gemeente van Bovenknijpe, in Friesland, bevestigd. De remonstranten volgden enkele jaren later met hún eerste domina. Afkomstig uit een liberaal, intellectueel en kunstminnend milieu kwam Mankes-Zernike al vroeg in aanraking met dichters en schilders uit haar tijd. Ook voor haar was de kunst een weg, die mensen, net als religie, boven het alledaagse en tot God kan verheffen. Zo hebben de kunstenaar en de predikante elkaar, hoewel de dood hen al vroeg scheidde, diepgaand beïnvloed, op zowel levensbeschouwelijk als ethisch vlak.

Mankes’ werk is vervuld van de gedachte dat God gekend kan worden in de natuur en in de schijnbare nederige dingen om ons heen, zoals de vogels, kippen en andere dieren op het erf waar hij opgroeide. Het sloot aan bij inzichten uit zijn tijd binnen kringen van vrijdenkende protestanten en theosofen. Die gedachte spreekt ook uit het in 1912 geschilderde doek, dat hier is afgedrukt: ‘Woudsterweg bij Oranjewoud’. Het nodigt je als kijker uit je te verplaatsen in die wandelaar, die omringd wordt door een bomenrij met twee karakteristieke bomenpluimen bij wijze van entree. Een wandelaar die, binnen dit geheel, nietig is maar er tegelijkertijd geheel in is opgenomen. Net als de profeet Elia op de Horeb, zo dacht ik er associërend bij, weet die wandelaar zich omringd door een spiritueel geladen omgeving. Waarin niet het bombastische geweld van de storm, de aardbeving of het vuur, maar de stilte verwijst naar een dieper geheim. Of, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling het zegt: ‘Na het vuur klonk het zachte gefluister van een zachte bries. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht’ (1 Kon. 19:12).

Gerelateerd