14 december 2020

Kerst vieren in Coronatijd

Geschreven door Antje van der Hoek

Vlak voor de milleniumwende werd de zesmiljardste wereldburger geboren. Het gebeurde in Sarajevo, waar de inmiddels éénentwintigjarige Bosnische Adnan Mevic op 12 oktober 1999 het levenslicht zag. De toenmalige VN-Secretaris Generaal Kofi Annan vloog destijds speciaal vanuit New York naar de Bosnische hoofdstad om met de kleine op de foto te gaan. In hetzelfde jaar schreef een aantal schrijvers uit diverse hoeken van de wereld deze zesmiljardste, nog niet wetend waar hij (m/v) geboren zou worden, een brief. Ze werden gebundeld in een boekje: ‘Brief aan de zesmiljardste wereldburger’. Eén van die brieven is mij altijd bijgebleven: die van de in Argentinië geboren romanschrijver Ariel Dorfman. Dorfman schetst de zesmiljardste als geboorteweigeraar. Die nog ongeborene zou er niet over piekeren de wereld te betreden en stelt een reeks onvoorwaardelijke condities voor z’n geboorte: dat, bijvoorbeeld, de armste baby dezelfde kansen krijgt als de rijkste en mensen niet langer worden beoordeeld op basis van huidskleur, sekse, geloof. Eerst moet de mensheid aan deze onverbiddelijke eisen voldoen. Tot die tijd weigert hij geen voetje in de richting van die planeet verzetten.

Geboortegolf

Aanleiding voor mij om weer eens aan die halstarrige zesmiljardste terug te denken was een krantenbericht in dit najaar. Temidden van al die zware en minder ingrijpende gevolgen van de Coronacrisis was er een mededeling over een geboortegolf in Indonesië. Veel vrouwen hadden daar door de lockdown geen toegang meer gehad tot voorbehoedsmiddelen en waren ongepland zwanger geraakt. Een babyboom van een half miljoen zielen lag in het verschiet. Zo lagen de eersten daarvan al in hun ziekenhuisbedjes: met een plexiglas mini- coronascherm over hun gezichtjes.

Terwijl ze daar waren, brak de dag van de bevalling aan en Maria bracht een zoon ter wereld haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats in het nachtverblijf van de stad’ (Lk. 2: 6- 7). We lezen deze woorden uit het Lukasevangelie ook dit jaar weer. Natuurlijk, zoals ieder jaar vieren we Kerst, maar dit jaar – zo hoor ik regelmatig om mij heen – is alles, of in ieder geval veel, anders. Er zijn diverse praktische beperkingen vanwege de anderhalve meter die leden van verschillende huishoudens in acht moeten nemen. Vanuit sommige landen moet je na aankomst meteen in quarantaine. En ook mentaal hakt Corona erin. Wie gelukkig niet besmet raakte, staat voor de uitdaging zich niet door de cijfers en de economische neergang te laten ontmoedigen en weerstand te bieden aan een heel scala aan gevoelens: angst, moedeloosheid, verveling en eenzaamheid. In onze Haagse gemeente hebben we na de eerste golf, in workshops na de openingsdienst, soortgelijke gevoelens met elkaar gedeeld. Ik was geroerd door de openhartigheid waarmee dat toen gebeurde.

Kerst als daad van verlangen naar hoop en perspectief

Enigzins vergelijkbaar met Jezus zélf worden deze coronababy’s in onfortuinlijke omstandigheden geboren. Zo klein als ze zijn, moeten ze, als iedereen, worden beschermd tegen een wereldwijd dood en verderf zaaiend virus. Ze komen terecht in een wereld, waaraan je, net als Dorfmans’ geboorteweigeraar, ook graag zélf eerst stevige voorwaarden zou willen verbinden. In die situatie is het vieren van Kerst misschien nog wel meer dan andere jaren een moedige daad te noemen: van verlangen naar hoop en perspectief, ondanks alles. Een verlangen naar het licht dat met Jezus doorbrak, zoals kernachtig verwoord in een bewerking van Huub Oosterhuis van Johannes 1:5:

Soms breekt uw licht

in mensen doorbrak

onstuitbaar

zoals een kind

geboren wordt.

Gedenk de mens

die wordt genoemd

uw kind uw koninkrijk

uw licht.

Geen duisternis heeft ooit

hem overmeesterd

Gerelateerd