23 november 2016

Dankbaarheid: Beginnen met Amen

Geschreven door gastauteur

Door Johan Goud.

November is de laatste maand van het kerkelijk jaar, voorafgaand aan Advent. Een goede gelegenheid om eens stil te staan bij een hoogst belangrijk thema: dankbaarheid. Het is een essentieel onderdeel van wat we wel ‘levenskunst’ noemen en er zit ook een aspect van rechtvaardigheid aan. Door mensen te bedanken – zo zorgvuldig en volledig als we kunnen – maken we duidelijk dat ons besef van mijn en dijn intact is gebleven, dat de strekking van het tiende gebod ons duidelijk is, dat we niet voor onszelf begeren en opeisen wat van een ander is. 

Helaas zit er ook een andere kant aan het manifesteren van dankbaarheid. Al te vaak wordt het afgedwongen. In de krant van vandaag staat de foto van een in het stof buigende Thaise vrouw, gedwongen om te knielen voor een foto van de gestorven koning. Zulke dwingelandij ziet over het hoofd dat mensen de vrijheid moeten hebben om op hun eigen onvolmaakte manier gewetensvol te zijn, lief te hebben en zo ook met dankbaarheid vervuld te zijn. Ze ziet de mensen over  het hoofd.

Bovendien leidt die dwang tot niets. De kans is groot dat er helemaal geen dankbaarheid betuigd wordt, al lijkt het zo.  Eigenlijk is het zuiverder, als we het adres van onze dankbaarheid niet zo exact kunnen identificeren. Die ‘vaagheid’ tast onze vrijheid niet aan. De ongrijpbaarheid die wij met het woord ‘God’ verbinden, vormt zo beschouwd een heel wat menselijker adres dan de koning van Thailand of welke autoriteit dan ook.    

Wie dankbaar is, geeft uitdrukking aan het vermoeden of zelfs het weten dat hij deel uitmaakt van een grotere werkelijkheid die hem met gaven overstelpt. Ook al is hij daar dikwijls blind en doof voor.  ‘Laten we god danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk’, schrijft Paulus in één van zijn mooiste brieven. Ik geef een enkel voorbeeld – hetzelfde dat ik vorig jaar aan het eind van mijn afscheidspreek gebruikte:

Ik kwam ergens notities van een oud geworden psycholoog tegen. ‘Het is wel gebeurd,’ las ik daar, ‘dat mensen op zekere dag in hun leven een groot vel schrijfpapier namen, een groot blank vel, en dat ze toen heel onderaan de bladzijde bij wijze van handtekening slechts één woord schreven: Amen.’ Ze namen zich voor, zo vat ik dat op, een levensbericht te schrijven en niets van belang achterwege te laten – maar ze begonnen met ‘Amen’.  En dat blanco vel vulde zich vervolgens met verdrietige en blijde gebeurtenissen, zon en regen, slapeloosheid en vermoeienis en voldoening,  gekrenktheid en woede en teleurgestelde liefde, maar alles in het teken van Amen: zo was het, zo is het, laat het zo zijn. Wij gaan vaak gebukt onder wat gebeurd is en ons bepaalt, onder wat ouders, anderen, of ook wijzelf hebben misdaan of simpelweg niet gedaan. Dat is het slijtende leven onder de last van voorheen.  Deze act van dankbaarheid – je zou het ook een ritueel of een gebed kunnen noemen – leidt ertoe dat die slijtageslag beëindigd wordt. Hier begint iemand opnieuw en herwint hij zijn vrijheid, door ‘Amen’ te schrijven.

Gerelateerd