23 augustus 2021

Kruim op de rok van het universum

Geschreven door Antje van der Hoek

Een turbulente zomer ligt achter ons. Vol natuurgeweld, op diverse plekken van de globe, ook daar waar je het niet direct zou verwachten. In het kleine Canadese dorpje Lytton bereikte de thermometer bijna 50 graden Celsius. Binnen een kwartier werd het verwoest door branden die op die extreme hitte volgden. Uit Duitsland en België bereikten ons apocalyptische beelden en waren er doden en vermisten te betreuren. Ook in Limburg waren er overstromingen, maar bleef het bij materiële schade. Daarmee werden we dichtbij huis geconfronteerd met een grillig weerpatroon, samenhangend met de wereldwijde klimaatverandering.

‘Groene’ Bijbel

Meer persoonlijk bleken deze gebeurtenissen op cynische wijze aan te sluiten bij de thematiek van mijn studieverlof, waarover ik eerder in deze Nieuwsbrief berichtte. ‘God in het Antropoceen, natuur als bron van christelijke spiritualiteit’: luidde de megalomane werktitel die ik eraan had meegegeven. In dat kader kocht ik de ‘Groene Bijbel’, een speciale editie van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) Waarin maar liefst 1654 verzen alsgroen’ zijn gemarkeerd. Hoe verschillend ook, ze brengen iets aan het licht van de omgang van God en mensen met de aarde. Dwars door de beide testamenten. Ook in het Nieuwe Testament, zij het minder dan in het Oude, zijn vele groene streepjes aangebracht. Een hachelijke onderneming, natuurlijk! Want die bibliotheek van boeken, die we de Bijbel noemen, stamt uit geheel andere tijden dan de onze. Eén waarin er van een ecologische crisis nog lang geen sprake was. Waarin de aarde aanmerkelijk dunner bevolkt was en de natuur overvloedig. Ook met haar voor mensen angstaanjagende kanten. Daarmee is de Bijbel – met een kwinkslag naar Al Gore’s documentairefilm uit 2006 – eigenlijk per definitie een ‘inconvenient text’ te noemen. Met zowel ‘groene’ als ‘grijze’ passages. Met passages waaraan we in onze tijd van ecologische crisis inspiratie en hoop kunnen ontlenen. Naast andere passages, die daar geen betrekking op hebben of ambivalenter te duiden zijn.

Gods’ stem uit de storm

Eén van die ‘groen’ gemarkeerde bijbelpassages komt uit ‘Job’. De passages die volgen op de dialogen tussen Job en zijn vrienden. Over het grote wáárom van zijn leed. In het gedeelte waar het mij nu om gaat richt God zich rechtstreeks tot Job. Vanuit een storm. Het is een rede die, op het eerste gezicht, veel weg lijkt te hebben van een donderpreek: ‘Waar was, jij, Job, toen ik de aarde grondvestte?’ ‘Vertel me wat je weet’. Maar het is tegelijk prachtige poëzie. ‘Heb jij ooit de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats gewezen?’(Job 38). Job blijkt zowel nietig te zijnals deel uit te maken van een duizelingwekkend imposante kosmos. Eerder, zo besluit Job, had hij weliswaar van God had gehoord, ‘maar nu’ zegt hij dan ‘ heb ik u met eigen ogen aanschouwd’ (Job 42:5). Daarmee is Job, zoals ecotheologe Trees van Montfoort, het treffend samenvat, niet vernederd, maar juist opgetild als deel van een groter geheel, nederig en zelfbewust, tegelijk.

Ramsey Nasr

Maar welke ervaring wordt hier nu eigenlijk verwoord? Ik zou denken dat soortgelijke ervaringen ons soms ook zélf kunnen overvallen. In ‘De fundamenten’, het essay waarin acteur en schrijver Ramsey Nasr reflecteert op de lessen van de coronapandemie, verwoordt hij zo’n persoonlijke ervaring. Meerdere keren, vertelt hij, was hij in het poolgebied. Waar hem geleerd werd z’n geweer niet te gebruiken, tenzij de ijsbeer hem daadwerkelijk op dertig meter afstand zou proberen aan te vallen. Daar doet hij dan de volgende ervaring op: ‘De schaal was te groot geworden, de gesteentes waren te oud, het landschap te weids, ik bevond me in genesis en post-apocalyps tegelijk, was getuige van zowel mijn herkomst als van buitenaards leven. Maar vooral, ik ervoer tot in mijn diepste vezels dat ik er niet toe deed. (…) Ik wist al jaren: het leven is eindig, we zijn kruim op de rok van het universum … talloze boeken en gedichten had ik erover gelezen. Daardoor had het altijd iets abstract-retorisch behouden. Het poolgebied had alle metaforen verwoest en me midden in het leven geplaatst.’

Nietig én verantwoordelijk

Een kruimeltje zijn op de rok van het universum en, paradoxaal genoeg, tegelijkertijd middenin het leven geplaatst zijn. Met een impliciete verwijzing naar een gedicht van Lucebert, verwoordt Nasr het bijna net zo fraai als de bijbelschrijver het 2500 jaar eerder deed. Wie het bijbelse verhaal kent, kan het beluisteren als een éénentwintigste-eeuwse echo van ervaringen van de oude Job. En als een oproep om het in die spanning uit te houden en de eigen ecologische voetafdruk zoveel mogelijk te verkleinen.

Gerelateerd