23 november 2017

Gemeenschap als bedding bij rouw en verdriet

Geschreven door Antje van der Hoek

Wat is dat eigenlijk, iemand missen? Op grappige en ontroerende manier gaat het daarover in één van de dierenfabels van Toon Tellegen. De mier en de eekhoorn doen er een gedachtenexperiment: zouden ze elkaar gaan missen als één van hen beiden er onverhoopt niet meer was?

Het verhaal gaat als volgt. ‘Op een ochtend klopte de mier al vroeg op de deur van de eekhoorn. ‘Gezellig’, zei de eekhoorn. ‘Maar daar kom ik niet voor’, zei de mier. ‘Maar je hebt toch wel zin in wat stroop?’ ‘Nou ja…een klein beetje dan’. Met zijn mond vol stroop vertelde de mier waarvoor hij gekomen was. ‘We moeten elkaar een tijdje niet zien’, zei hij. ‘Waarom niet?’ vroeg de eekhoorn verbaasd. Hij vond het juist heel gezellig als de mier zomaar langs kwam. Hij had zijn mond vol met pap en keek de mier met grote ogen aan. ‘Om erachter  te komen of we elkaar zullen missen’, zei de mier. ‘Missen?’ ‘Missen. Je weet toch wel wat dat is?‘ ‘Nee’ zei de eekhoorn. ‘Missen is iets wat je voelt als iets er niet is.’ ‘Wat voel je dan?’ ‘Ja, daar gaat het nou om.’ ‘Dan zullen we elkaar missen.’ zei de eekhoorn verdrietig. ‘Nee,’ zei de mier, ‘want we kunnen elkaar ook vergeten.’ ‘Vergeten! Jou?!’ riep de eekhoorn. ‘Nou,’ zei de mier, ‘schreeuw maar niet zo hard.’ De eekhoorn legde zijn hoofd in zijn handen. ‘Ik zal jou nooit vergeten.’ zei hij zacht. ‘Nou ja’ zei de mier. ‘Dat moeten we nog maar afwachten. Dag!’ En heel plotseling stapte hij de deur uit.’

Een land waarin je de weg niet kent

En ja hoor, de eekhoorn begint de mier onmiddellijk te missen en uiteindelijk sluiten ze elkaar weer hartelijk in de armen. Maar wat als het geen gedachtenexperiment blijft? Wat als het dan toch écht gebeurt? Als je moeder, vader, je geliefde of zelfs je kind overlijdt. Plotseling òf lang verwacht. Als een abrupte inbreuk op een actief bestaan òf juist als een langzaam afscheid, zoals bij dementie vaak het geval is? Waar kom je dan in terecht? Als ‘nabestaande’, zoals dat dan netjes heet. ‘Een land waar je de weg niet kent’ is de titel van een boekje van ds Carel ter Linden over het rouwproces. Dat is kernachtig uitgedrukt. Je komt terecht in een landschap waarvoor je geen goed kompas of GPS bij de hand hebt.

Troosten, wat is dat dan?

Wat is dat, ‘missen’? De mier en de eekhoorn vroegen het zich af en namen de proef op de som. Hetzelfde zou je je kunnen afvragen van ‘troosten’. Wat is dat dan? Waaruit kan je troosten putten, als een voor jou belangrijk persoon gestorven is? Kan praten over de overledene ‘troosten’? Kan de afleiding van werk of andere bezigheden je ‘er doorheen helpen’? Helpt de aandacht van willekeurige anderen of moet je daarin ook kieskeurig zijn omdat lang niet iedereen zich écht in jouw situatie kan verplaatsen? Kan de chemische troost, van een kalmeringspil of de fles, het verdriet in ieder geval tijdelijk verlichten? Is het, bij het overlijden van een geliefde, goed om veel uit huis te zijn om je netwerk te versterken òf is het beter om je eerst op jezelf te concentreren en houd je daarin dan de balans? Het zijn geen vragen die gemakkelijk kunnen worden beantwoord. Wat voor de één troostend is, is dat niet voor de ander. Het luistert nauw. En wie zou het lef hebben voor een ander uit te maken wat diegene troosten kan?

Job

Aan het begin van het bijbelboek Job staat een bijzonder verhaal (Job 2: 11-13). Job is dan al danig aangepakt en zit hij met z’n potscherf z’n huid te krabben. In die situatie worden Jobs vrienden ten tonele gevoerd: Elifaz, Bildad en Sofar. Ze besluiten hem op te zoeken. Al vanuit de verte zien ze in wat voor troosteloos landschap Job is beland. Zó hadden ze hem nog nooit meegemaakt. Zijn lot grijpt hen aan en uit medeleven delen ze in zijn rouw.  Later zullen ze Job nog van alles voor de voeten werpen over het ‘waarom’ van zijn lijden. Maar hier bieden ze hem hun medeleven, hun gemeenschap aan. Zwijgend. Zonder iets te zeggen of te vragen over het ‘hoe’ en ‘waarom’ van het lot dat Job getroffen heeft. Ze doen wat in het jodendom ‘sjiwwe zitten’ wordt genoemd. Zeven dagen en nachten delen ze in de rouw die Job heeft getroffen. Zeven dagen en nachten werken ze niet. En zijn ze volledig beschikbaar om hem te troosten.

Gemeenschap

Meeleven met iemand die rouwt is een complexe zaak. Het let nauw. Je doet er goed aan selectief te zijn in wie je toelaat in je kwetsbaarheid. Ida Gerhardt verwoordt dat zo: ‘Zoek het bij een goede vriend, u toegewijd / één die u niets verwijt, niets vraagt, niets raadt / maar u verdraagt met uw beschreid gelaat. / Die, zelf zwijgzaam, u kent voor wie ge zijt / en merkt dat het, nog bevend, bergop gaat’. Dat lijkt mij realistisch. Maar helemáál zonder anderen, zonder een gemeenschap – groter of kleiner – om je heen, wordt het nóg moeilijker dan ’t al is. Voor troost is ‘gemeenschap’ een voorwaarde. Ze is de bedding waarbinnen we ons verdriet kunnen leren dragen.

Gerelateerd