Ontkiemen en opbloeien #veertigdagentijd
Geschreven door Esther van der PanneWat is het mooi om te zien hoe alles weer uitloopt. Hoe knoppen op barsten staan, de blaadjes van de kastanje voorzichtig hun handjes uitsteken. Hoe wat je gezaaid hebt, opkomt na een poos wachten. Gebeurt er nog iets? En dan breken groene sprietjes door de aarde heen, een dun steeltje, twee kiemblaadjes… Naar het licht, er is geen houden meer aan.
Ik heb al een paar keer vol verwondering staan kijken bij een opstelling in het Groote Museum met een ontkiemende boon die zich een weg naar het licht baant, om allerlei hindernissen heen, desnoods 75 centimeter lang. Dat is een afstand die 50 keer zo lang is als het boontje zelf.
Wat een kracht! Als zoiets kleins de weg naar het licht kan vinden, de aarde omhoog kan duwen – wat is er dan nog meer mogelijk? Als aan een klein bolletje een prachtige bloem kan ontspringen – schuilt er dan niet ook een enorme kracht in mensen, in mij? Kracht om te ontkiemen, je naar het licht te richten, op te bloeien?
Wilde iris
In haar gedicht ‘De wilde iris’ verwoordt Louise Glück de ervaring van het ontkiemen en tot bloei komen. Maar dat begint met ‘overleven / als bewustzijn / begraven in de donkere aarde’, eenzaam en angstig. Dan volgt het ontluiken in de lente: de stugge aarde geeft een beetje mee, gaat open – het is als ‘terugkeren uit de vergetelheid om stem te vinden’. En die ‘stem’ van de wilde iris, het hart van haar leven, is de bloem – ‘een grote fontein, diepblauwe schaduwen op een azuren zee’.
Dit gedicht raakt aan het geheim van Pasen, verbeeldt een ervaring van opstanding, een levenservaring: van een weg die van duisternis naar licht loopt. Een weg die in de vroegste teksten van het Nieuwe Testament al beschreven wordt in beelden van ontkiemend zaad. Johannes laat Jezus zeggen: ‘Als de graankorrel niet valt in de aarde en sterft, dan blijft hij alleen; maar als hij sterft draagt hij overvloedig vrucht.’
Graankorrel
Bij ontkiemen breekt er iets, wordt iets doorbroken. In het kiemen laat het zaad zichzelf los en ontspringt er nieuw leven aan. Dat is een verontrustende boodschap en hij kan ook snel ontsporen. Bijvoorbeeld doordat we hem zo begrijpen dat we pijn of een andere vorm van lijden of duisternis altijd nodig hebben om betekenis te geven aan ons leven, dat we alleen daarvan leren, daaraan groeien, daardoorheen moeten om tot bloei te komen. Schrijfster Hannemieke Stamperius, die een groot deel van haar leven aan een uiterst pijnlijke ziekte leed, zei hierover: ‘Ik heb veel van die pijn geleerd, ja, maar er is niets dat ik van pijn heb geleerd, dat ik niet ook op een andere manier had kunnen leren. (…) Niet de beproeving maakt ons sterker, maar de kracht om die beproeving te boven te komen; niet pijn, maar het leven leert ons sterk te zijn.’
Stamperius interpreteert het beeld van het sterven van de graankorrel (nodig om te kunnen ontkiemen) als een vorm van versterven, een loslaten. Versterven maakt dat we inzien wat ten diepste belangrijk is, en wat we moeten loslaten. Dat komt vaak neer op het loslaten van ‘ego’, zegt Stamperius, ‘uit de schil van jezelf breken’. En dat komt dan vaak ook neer op: je openstellen voor een ander, delen, zorg ontvangen en geven, je overgeven aan iets dat groter is dan jij.
Tot bloei komen
Denkend aan wat de bijbel vertelt over het leven van Jezus, zou je kunnen zeggen dat hij in de bloei van zijn leven gestorven is. Al die verhalen over hoe hij mensen genas, bevrijdde uit isolement en uitsluiting, hoe hij scheidslijnen doorbrak. Dat tekent een mens in volle bloei, die toen zijn levenswijze gevaar opleverde, niet naar geweld greep. Hij onttrok zich ook niet aan het gevaar, bracht zich niet in veiligheid. De Zwitserse theologe Ina Praetorius ziet het zo: je kunt het leven zózeer liefhebben dat je uiteindelijk te dwaas bent om jezelf in veiligheid te brengen.
Jezus bracht anderen tot bloei: mensen die gebukt gingen onder de last van het leven, door anderen klein gemaakt waren en gebogen, gebroken waren. Hij verschafte ze weer toegang tot hun eigen kracht, zodat ze overeind kwamen, zich weer konden richten naar het licht.
De eerste christenen baden staande, als ze de opstanding herdachten. Een teken van vertrouwen dat in mensen, in jou en mij, nieuw leven kan doorbreken en tot bloei kan komen – in volle pracht.