18 december 2016

‘Wees niet bang’ – Overdenking Adventsmaaltijd 2016

Geschreven door André Meiresonne

Tafelgenoten, ik heb voor u een Haagse overdenking. Ik wil namelijk een paar kleine verhalen vertellen die hier in Den Haag spelen. Persoonlijke belevenissen, waar u zich misschien wel in herkent. Het gaat over mensen zoals u en ik, jong en oud, bekend en onbekend – over angst, en over licht.

Eerst wil u iets voorlezen uit de jongste Troonrede: ‘Tegelijkertijd zijn in de maalstroom van alledag onrust en onbehagen kenmerken van deze tijd. Met alles wat er wereldwijd speelt, is het begrijpelijk dat we ons als samenleving zorgen maken en sterker gaan hechten aan het vertrouwde en bekende.’

Er schuurt hier iets, in de logica van deze stelling. Het is ‘begrijpelijk dat we ons zorgen maken’, en DUS we gaan meer vasthouden aan wat al kennen. Maar dat woordje ‘dus’ staat er helemaal niet. Het is waarschijnlijk zo logisch dat de schrijver van de Troonrede het niet eens heeft opgenomen. En wij, we denken het ‘dus’ er automatisch in. En zo gaan we het ook geloven.

Maar is het nou zo logisch dat we ons zorgen maken en dus ‘sterker gaan hechten aan het vertrouwde en bekende’? In ieder geval is het menselijk. Maar of dat ook verstandig is valt nog te bezien. Want als dat betekent: grenzen dicht, anderen uitsluiten en niet willen delen met wie heb minder getroffen hebben, zou dat wel eens heel naar kunnen uitpakken. De vraag wordt dan: wil je leven in een wereld waarin we met de ruggen naar elkaar toe staan?

Maar ondertussen. De wereld waarin we leven is er een om je zorgen over te maken. Syrië, vluchtelingen, klimaat: machteloos makend, ook boos makend, soms ook bang makend. Het ‘Nee’ van het Oekraïne-referendum, Brexit, Trump, en wie weet komend jaar: Wilders, Le Pen? Schrikbeelden die werkelijkheid worden?

Als we een ding geleerd hebben dit jaar is het wel dat het steeds weer anders loopt dan je redelijkerwijs zou verwachten. Dat geeft een gevoel van verstoring en ontregeling. Je verloren voelen. Je houdt je hart vast. Gert-Jan Segers had gisteravond in de krant een mooie parafrase: Wilt u meer of minder beschaving? Want beschaving is niet meer vanzelfsprekend.

Nu ga ik u een raar verhaaltje vertellen. Van de zomer zit ik ’s morgens in de regen op de Grote Markt. Ik wacht op mijn oudste zoon om samen met hem een kop koffie te drinken. Op het terras naast mij hoor ik een bekende stem. Het is onze premier: Mark Rutte staat daar te bellen.

Toevallig loop ik die dagen te peinzen (en te praten met wie ik tegenkom, ik denk al pratend) over het in mijn ogen merkwaardige stemgedrag van velen, de wonderlijke aantrekkingskracht van populisten – vermoedend dat het te maken heeft met wantrouwen en angst: angst voor het onbekende, een onzekere toekomst, bedreiging van verworvenheden etc. Uit angst voor de toekomst terug verlangen naar een verleden dat nooit bestaan heeft.

Ik denk: als ie uitgebeld is vraag ik het aan onze premier. Hij hangt op en ik zeg: ‘Mark, mag ik je iets voorleggen?’ en ik vertel hem mijn theorietje. Wat kunnen we aan die angst doen – wat kunnen we doen aan al die bangmakerij? Dan zegt hij iets wat mij verrast. Blij verrast mag ik wel zeggen. Want hij kijkt mij aan en zegt: ‘Ik ben ook bang!’

Wat een opluchting. Onze premier is ook bang. Bang voor wat er in de wereld gaande is. Maar hij doet niet flink, of stoer. Geen spierballentaal. Hij zegt: ‘Ik ben ook bang. Maar ik wil me er niet door laten leiden.’ Wonderlijk hoe het werkt, althans bij mij. Onze eerste minister vertelt me dat hij bang is, en het maakt mij rustig.

Tot slot, een laatste verhaaltje. Een week geleden. Ik eet een roerei bij Brasserie Berlage (u weet wel, daar achter het Gemeentemuseum). Op zich niets bijzonders, behalve dat mijn tafelgenoot, van mijn leeftijd, dood had moeten zijn. Een jaar geleden was hij namelijk al opgegeven. Alvleesklierkanker, en dat kan hard gaan. Hij wilde geen chemo, en nu zit hij smakelijk een uitsmijter te eten, die hij wegspoelt met een Belgisch biertje.

Nu gaat het mij niet om al of geen chemo, ik ben geen dokter. Nee, over ons gesprek wil ik u vertellen. U moet even weten, ik was er bij toen hij een jaar of drie geleden tijdens een bespreking lijkbleek wegtrok. Hij zegt: ‘Ga je mee naar het Erasmus?’. Hij bedoelt het ziekenhuis, hij denkt echt dat ie doodgaat. 112, ambulance, het hele circus. Hij is doodsbang, paniek, begrijpt er niets van. Het blijkt loos alarm.

En nu vertelt hij mij, drie jaar na die angstige momenten daar op de grond in zijn kantoor, en een jaar na zijn diagnose van terminale kanker: ’Ik was altijd bang voor het ongewisse. Maar dat is helemaal verdwenen. Ik leef er nu mee dat ik elk moment dood kan gaan. Het kan zomaar afgelopen zijn. Ik heb alles gedaan, en van iedereen afscheid genomen. Wat mij betreft: ‘Beam me up!’.

De man die doodsbang kon zijn, is niet meer bang voor de dood. En daarmee nergens bang meer voor. Want onze angst voor de dood is waarschijnlijk onze grootste angst. De angst voor het ongewisse. En ik moet denken aan Etty Hillesum. Op weg naar Westerbork en Auschwitz, in het donkerste donker, was zij niet meer bang. Met de dood voor ogen vond zij een weg naar het licht.

Dit schreef ze in haar oorlogsdagboek: ’Ik rust in mijzelve. En dat mijzelve, dat allerdiepste en allerrijkste in mij, waarin ik rust, dat noem ik “god”.’ Teruggeworpen op jezelf, als het buiten onleefbaar wordt is, en ook geen hulp meer voor handen is, kun je diep van binnen rijkdom en rust vinden – een doorgang naar het licht. Daar kun je rusten in jezelf, bij God.

Een vriend van de middelbare school vroeg mij laatst: ‘Heb je dan god nodig, om bij jezelf te komen?’ Dat zou ik niet durven zeggen. Maar het kan wel gebeuren dat je op weg naar binnen, daar in het donker, God tegenkomt.

André Meiresonne, Adventsmaaltijd 16 december 2016, Remonstrantse kerk Den Haag

Gerelateerd