19 maart 2020

Weerloos en naakt

Geschreven door Reinhold Philipp

Toen ik dit beeld de eerste keer zag, werd ik er meteen door geraakt. De kunstenaar Max Patté noemt het Solace in the wind (troost in de wind), maar mij schoten toen twee andere woorden te binnen: weerloos en naakt. Eenzaam, naakt en kwetsbaar wil de sculptuur met zijn tastbare lichamelijkheid de toestand weerspiegelen die we allemaal op een bepaald moment in ons leven kunnen ervaren. “Hier aan de haven van Wellington is de plek waar ik troost heb gevonden tijdens een jaar van pijn en verdriet.”, zegt de kunstenaar. Hij verplaatst zichzelf in het beeld: “Ik voel de wind, de regen en de zon. Ik voel hoe zij mijn vlees voeden en nieuw leven in mijn lichaam blazen, mijn ziel reinigen en de pijn van verloren leven wegspoelen.”

Als je van de zijkant kijkt, krijgt het beeld nog een andere dimensie. Heeft de man zijn ogen gesloten van angst of heeft hij rust gevonden? Het beeld legt het moment vast vlak voordat het lichaam de aarde loslaat, zich overgeeft aan de elementen, het lot, God. Zowel fysiek als emotioneel.

Ik kon toen, tijdens een fijne vakantie, niet vermoeden hoe krachtig deze sculptuur slechts enkele weken later zou verbeelden hoe velen van ons zich nu voelen: weerloos en naakt, overgeleverd.

De angst voor het Coronavirus heeft een deken van verplichte en vrijwillige isolatie over ons land gelegd, over heel Europa en binnenkort waarschijnlijk over de hele wereld. Velen zitten met vragen: Hoe lang gaat dit allemaal duren? Wat gaat er nog gebeuren? Wat betekent dit voor mij en mijn dierbaren? Wie wordt er ziek? Wie gaat er aan dood?

Kunnen we de eenzaamheid en de ontreddering bij de mensen wegnemen? De angst is er en het heeft geen zin om hem te verzwijgen of proberen weg te drukken. We moeten het uithouden, de angst, de onzekerheid, onze kwetsbaarheid. We zijn gewend geraakt aan de gedachte dat gevaar controleerbaar en beheersbaar is. Filosoof en psychiater Damiaan Denys pleit voor acceptatie van controleverlies. Er is geen medicijn, geen vaccin tegen onzekerheid. We moeten weer leren omgaan met onzekerheid. We zijn het gewend mens en natuur te beheersen en dreigen te vergeten dat er dingen zijn die ons te boven gaan.

Ook Jezus was vlak voor zijn kruisiging weerloos en naakt. “Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn mantel.” (Johannes 19:24) Jezus aanvaardde in rust en met kalmte zijn lot. Hij aanvaardde zijn kwetsbaarheid en zijn onvermogen. “Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open.”, zo beschrijft de profeet Jesaja (Jesaja 53:7) de lijdende godsknecht.

In de klaagpsalmen wordt soms onnoembaar groot leed voor God gebracht. Wat er gebeurt, is in de ogen van de biddende godgeklaagd. Maar tijdens het gebed verandert de (aan-)klacht in diep vertrouwen. Misschien kunnen we iets van dat vertrouwen leren. Niet het vertrouwen dat het allemaal ‘goed’ komt. Maar dat hoe het ook komt, wat er ook gebeurt, er altijd iets of iemand is die ons opvangt.

De man van de sculptuur laat zich vallen. Het doet mij denken aan de tekst van Arno Pötzsch:

Je kunt niet dieper vallen dan in Gods eigen hand waarmee Hij ons barmhartig omvat aan alle kant. [1]

Het herinnert aan regels van de dichter Rainer Maria Rilke: “Wir alle fallen … und doch ist Einer, welcher dieses Fallen unendlich sanft in seinen Händen halt.” Op de achtergrond klinkt psalm 139 mee: Gods hand die ons altijd vasthoudt en omsluit waar we ook zijn.

The hand that nurtures (Llew Summers, Wanaka)

‘Voor de rest van de wereld lijken mensen van God op mensen die dansen op muziek die niemand anders kan horen.’, schrijft de Amerikaanse theoloog John Caputo in zijn boek Hoping against hope, in het Nederlands vertaald Hopeloos hoopvol.

Het donker kan verbleken door psalmen in de nacht.

Ons lied wordt steeds gedragen door vleugels van de hoop,
het stijgt de angst te boven, om leven dat verloopt. 

Al is mijn stem gebroken, mijn adem zonder kracht,
het lied op and’re lippen draagt mij dan door de nacht. 

(Sytze de Vries)

We zijn alleen en toch met elkaar.  In liefde met elkaar verbonden.

 

[1] lied 916 uit: Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk 2013; tekst: Arno Pötzsch; vertaling: Sytze de Vries.

 

Gerelateerd