Sterk in de liefde
Geschreven door Antje van der HoekVier en vijf mei
De meimaand begint altijd met die twee bijzondere, maar ook beladen dagen: de Dodenherdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei. Als ik er aan denk, hoor ik als vanzelf het mooie, gedragen klokgelui op de Waalsdorpervlakte. Ik zie de mensenmassa bij de kransleggingen op de Dam, met hun twee minuten van serene stilte en de uitbundige bevrijdingsfestivals de dag erna. En ik denk terug aan de eerste keer dat ik over de oorlogsverschrikkingen te horen kreeg. Van de onderwijzer van mijn protestants-christelijke basisschool ontving ik in de vierde klas een boekje van drs A.H. Paape, voor mijn bewezen interesse in deze thematiek. ‘Wij en de vrijheid’ luidde de titel. Het sloot aan bij wat ik later, beetje bij beetje, van mijn ouders te horen kreeg. Van mijn, vlak bij onze kerk opgegroeide vader over het bombardement op het Bezuidenhout. Maar veel meer nog van mijn moeder die, geboren in de nu Poolse havenstad Szczecin (destijds: Stettin), in die grote stoet van ‘Heimatvertriebenen’ moest vluchten voor de Russen. Uiteindelijk zou het gezin in het Rheinland (Düren) belandden, waar mijn opa zijn werk als blindenleraar kon hervatten.
Verstilde sfeer
Zo opent die meimaand altijd met de verstilde sfeer van deze beladen dagen. Die bij ieder van ons weer eigen herinneringen en associaties oproepen. Na bijna vijfenzeventig jaar soms nog steeds uit eerste hand, maar steeds vaker bemiddeld door die van ouders en grootouders. Talloze verhalen, die juist rond díe dagen weer worden opgehaald. Hoe pijnlijk soms ook. ‘Kom vanavond’, zo dichtte Leo Vroman, ‘met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen’.
Geestelijke weerbaarheid
‘Trek de wapenrusting van God aan’ (…) ‘houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, de inzet voor het evangelie als sandalen voor uw voeten’. Ik citeer hier een fragment uit de Efezenbrief (6:11,14). Kan, zo vraag ik me in het licht van het bovenstaande af, ook geloven een strijd zijn? Ik denk terug aan wat ik ooit las bij de invloedrijke remonstrantse theoloog G.J. Heering (1879-1955) in zijn spraakmakende werk ‘De zondeval van het christendom’. Het militaire bedrijf, oorlog en bloedvergieten verdragen zich niet met de liefde voor de naaste, meende hij vurig. Als christen kun je je maar beter ver houden van het oorlogsbedrijf en kun je niet met een goed geweten militair zijn, zo was zijn stellige overtuiging. Er zit dus op z’n minst iets paradoxaals in deze metafoor uit de Efezenbrief. Krijgshaftige symboliek, naar het beeld van de Romeinse soldaat, niet voor een fysieke, maar voor een geestelijke strijd. Het harde ijzer – van schild, harnas, helm en zwaard – als middelen ter verdediging van de zachte krachten van het evangelie.
Geloven, een strijd?
Kan geloven een strijd zijn? Toch wel, denk ik. Het geloof vergt immers steeds een innerlijk gevecht om de zachte krachten in jezelf vrij te maken. Om, klassiek gezegd, geestelijke weerbaarheid. Zo vraagt het vandaagdedag al heel wat om iets te begrijpen van de overdosis (nep)nieuws die je dagelijks overspoelt. Om je mentaal te handhaven in die ingewikkelde overgangsfase waarin we mondiaal verkeren en je niet gewonnen te geven aan ecologische of culturele ondergangsscenario’s, zoals die her en der wel worden geschetst. Maar de hoop te koesteren, te doen wat in je vermogen ligt en te proberen ‘geen extra atomen haat aan deze wereld toe te voegen’ (Etty Hillesum). Die maken haar immers ‘onherbergzamer, dan zij al is’. Zoek liever, zoals de schrijver van de Efezenbrief het verwoordt, je ‘kracht in de Heer’. Wees, zo vertaal ik dat, sterk in de liefde. Juist vandaag lijkt díe oproep van de briefschrijver weer verrassend actueel.