18 oktober 2023

Ongrijpbare tijd

Geschreven door Reinhold Philipp

Dr. Joop Berding

‘Jetzt ist die beste Zeit’ stond op het bordje aan de muur van het vakantieappartement in Hannover waar mijn vrouw en ik in het voorjaar verbleven. Als vakantievierder hoop je natuurlijk een leuke tijd te hebben, liefst een ‘jetzt’ van een week of twee à drie. Maar wat is precies dat ‘jetzt’, dat ‘nu’? Hoe lang duurt het eigenlijk? Op het moment dat je het uitspreekt is het alweer voorbij. Dus waarom zou juist dat ongrijpbare ‘nu’ de beste tijd zijn? 

Er zijn ook mensen die juist al hun hoop op de toekomst hebben gevestigd: later zal alles beter worden. Anderen zeggen daarentegen: vroeger was alles beter – dat is trouwens ook een Duits gezegde. Die nostalgie overvalt ons allemaal wel eens. 

We verlangen dus ‘vooruit’ naar de toekomst, of hunkeren ‘terug’ naar een misschien wat geïdealiseerd verleden. En zo zitten we, aldus filosofe Hannah Arendt, steeds gevangen in een spagaat tussen nog niet en niet meer. Daaraan valt niet veel meer te doen dan te proberen in het heden te leven, ook al is dat een heden dat je niet begrijpt, of dat je maar matig bevalt. 

‘Alles heeft zijn uur,’ zegt Prediker. ‘Voor al wat er onder de hemel gebeurt, is er een vaste tijd.’ En dat ‘al’ is nogal wat. Heel wat tijden komen voorbij. Een tijd van planten en van genezen. Een tijd van omhelzen, beminnen en lachen, en een tijd van vrede: wie wil dat nou niet? We verlangen er hartstochtelijk naar. 

Maar daartegenover staan dan: een tijd van ontwortelen, moorden en afbreken. Tijden van haten, verliezen en van oorlog: daar willen we liever niet aan. Ze boezemen ons angst in.

Toch horen de steeds paar-gewijs opgevoerde tijden als licht en donker bij elkaar. Ze staan voor bepaalde menselijke handelingen, ervaringen en vooral: mogelijkheden. Aan sommige daarvan worden we liever niet herinnerd. Dat is de inbreukmakende kracht van deze tekst. Zij houdt ons scherp op onze menselijke capaciteiten ten goede – én ten kwade.

Turn! Turn! Turn! maakte de Amerikaanse protestzanger Pete Seeger eind jaren 50 van de woorden van Prediker.[1] In de versie van The Byrds werd het in 1965 een wereldhit: ‘To everything – turn turn turn – there is a season – turn turn turn – and a time to every purpose under heaven.’ En midden in de verschrikkelijke Vietnamoorlog eindigt het lied op de visionaire toon die ook Prediker eigen is: ‘A time for peace, I swear it’s not too late!’[2]

Predikers tijden-tekst – of misschien was het toen ook al een gedicht met die dwingende, ritmische kracht – die tekst staat aan het begin van een lange reeks teksten, gedichten, gebeden en beschouwingen over het ongrijpbare verschijnsel van de tijd. 

In het christendom zit het vol met tijd: aankondigingen – in de eerste plaats natuurlijk de moeder aller aankondigingen, de Annunciatie aan Maria – , en de verwachting van het komende Koninkrijk. Er is sprake van terug- en vooruitgrijpen naar vroeger en later: van Jezus naar de profeten, en van de profeten naar Jezus. Uit veel verhalen in het Oude Testament spreekt een sterk besef van de vergankelijkheid van tijd, maar ook van het belang van generaties. Van veel profeten wordt minimaal vermeld hoe hun vader heette en soms nog verder terug. Of neem het evangelie van Mattheüs: dat opent met zeventien verzen over het geslachtsregister van Jezus. 

Zowel het Oude als het Nieuwe Testament lopen over van de jaartallen en de duur. Veertig jaar in de woestijn, de veertig-dagentijd, de Goede Week. Steeds weer proberen de verhalenvertellers een moeilijk te beschrijven ‘gevoel’ of ‘beleving’ van tijd, om te zetten naar iets wat de toehoorders houvast en herkenning geeft. ‘O ja, toen …’.  

Het was kerkvader Augustinus die eind vierde eeuw in zijn Belijdenissen de universele vraag stelt: de tijd, wat is dat eigenlijk? Gevolgd door: ‘Kan iemand dat even kort uitleggen?’ Eigenlijk niet, zo vervolgt Augustinus. Wat de tijd is, weet ik heel goed, totdat me wordt gevraagd het hardop te formuleren. Dan sta ik met mijn mond vol tanden…

Augustinus schreef ook over de liefde en daar geldt eigenlijk hetzelfde voor. En zo zijn er nog wel meer begrippen – denk aan geloof, en hoop – die zich onttrekken aan ons vermogen tot definiëren. We ervaren dit als leegte en gemis, maar het hoort bij het gegeven dat ‘wij’ niet samenvallen met de taal. Het zijn de dichters die toch woorden aan de tijd proberen te geven. M. Vasalis bijvoorbeeld, in haar korte gedicht ‘Eb’:

Eb

Ik trek mij terug en wacht.

Dit is de tijd die niet verloren gaat:

iedre minuut zet zich in toekomst om.

Ik ben een oceaan van wachten,

waterdun omhuld door ‘t ogenblik.

Zuigend eb van het gemoed,

dat de minuten trekt en dat de vloed

diep in zijn duisternis bereidt.

Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?[3]

Augustinus houdt het er maar op dat er eigenlijk maar één tijd is, en dat die ons in staat stelt, ons iets uit het verleden te herinneren, en ons iets in de toekomst voor te stellen. 

In de loop van de tijd [!] zijn mensen zich gaan inspannen om dat moment, dat ongrijpbare ‘nu’, op de een of andere manier te be-grijpen en het ook naar de menselijke hand te zetten. De mechanische klok werd uitgevonden, en daarmee ontstond de mogelijkheid om ons leven – en dat van de hele kosmos – in te delen volgens een vast patroon: uren, dagen, maanden, jaren – ze vliegen als een schaduw heen, misschien kent u dat oude kerkelijk lied.

De klok nam steeds meer de plaats in van persoonlijke beleving en ervaring. Chronos nam het over van Kairos[4] – kooktijd werd kloktijd. Daarmee werden we zowel individueel als maatschappelijk afhankelijk van ‘objectieve tijd’. De almaar doortikkende tijdmachine bepaalt en reguleert een groot deel van onze activiteiten, in een tempo en met een intensiteit die we zelf nauwelijks in de hand hebben. Die worden ons gedicteerd. De beroemde filosoof René Descartes vond het overigens een zegen, hij schreef: ‘… een uurwerk, dat alleen maar uit radertjes en veren bestaat, kan beter dan wij met al onze wijsheid de uren tellen en de tijd meten.’[5]

Maar tegenover die machinetijd staat de meer subjectieve tijdsbeleving; de Franse filosoof Bergson noemt het de ‘durée’[6]  – de duur van verstreken tijd die je op heel persoonlijke manier beleeft: ‘Ben ik nu al een uur in dit boek aan het lezen?’ Of: ‘Ik had geen idee dat het al zo laat was!’

Hartmut Rosa, een hedendaagse Duitse socioloog, maakt duidelijk dat deze vorm van tijdsbeleving onder druk staat.[7] De almaar doordenderende productie-consumptiemachine maakt dat ons tijdsbesef als het ware inkrimpt tot de minimale tijd die ervoor nodig is, om iets wat we willen ook te krijgen. Tijd is een hinderlijke factor geworden in de onmiddellijke bevrediging van onze behoeften.

Prediker zou nog hebben kunnen beweren en bezweren dat er een tijd is voor consumeren én een tijd voor het afzien daarvan. In onze tijd zou hij met dat laatste naar de marge zijn verwezen – waar hij als radicaal prediker wellicht ook het best op zijn plek is.

Tijd is iets geworden wat vooral nuttig moet worden besteed en wat op geen enkele manier ‘verloren’ mag gaan of ‘verspild’ mag worden. Daarom zeggen de filemeldingen altijd dingen als: je bent een kwartier extra reistijd ‘kwijt’. Een afgesloten weg levert je een half uur ‘tijdverlies’ op. Tijd kun je natuurlijk in feitelijke zin niet verliezen. Je hebt wel verschillende mogelijkheden om haar te besteden, bijvoorbeeld door te rijden, of door in de file staan – je kunt in elk geval altijd nog een podcast of een luisterboek opzetten: nuttig bestede tijd! 

Je kunt tijd dus niet verliezen, maar kun je wel tijd besparen? En wat zou er gebeuren als je dat probeert? Dat is het hoofdthema van het klassieke jeugdboek van Michael Ende, Momo en de tijdspaarders uit 1973.[8] Een dorpje waarin het leven rustig zijn gangetje gaat, waar de mensen kalmpjes hun dingetjes doen, en waar een gemoedelijke don’t worry be happy-sfeer hangt, – dat dorpje krijgt bezoek van een aantal ‘grijze heren’. Deze wijzen de bewoners erop dat ze hun tijd verkwisten met gelummel en dat het veel beter is om tijd te (be)sparen. Heel wat bewoners gaan gretig op het aanbod in; en de kleine dorpssamenleving verandert ingrijpend – en niet ten goede. De mensen hebben geen tijd meer voor elkaar. De kapper raffelt zijn werk af, het plezierige contact met de klanten verdwijnt – om tijd te besparen. Een gezellig praatje op straat is er niet meer bij – kost te veel tijd. Eventjes lijkt het de tijdspaarders goed te gaan, maar, zo lezen we: ‘… ze hadden neerslachtige, vermoeide of verbitterde gezichten en onvriendelijke ogen’. Het minst kunnen ze de stilte verdragen – een tijd zonder lawaai confronteert hen te veel met zichzelf.[9]

Uiteindelijk is het ’t meisje Momo dat de strijd aandurft met de grijze heren –de tijddieven in het Duitse origineel. Momo zorgt er, met bijna bovenmenselijke inspanning, voor dat de zaken ten goede keren. 

Een profetisch boek, want het fetisjisme van nuttig, productief, efficiënt en vooral niets vermorsend tijdgebruik is tot in de haarvaten van de westerse – en niet alleen de westerse – samenlevingen doorgedrongen.

Prediker echter zou tegenover een tijd van economische nuttigheid een tijd van onbekommerd plezier stellen. Tegenover productief zijn, de dingen op hun beloop kunnen laten. Tegenover een tijd waarin je heel efficiënt bezig bent, een tijd waarin je zo maar wat experimenteert of voor mijn part lanterfant of, om het met filosoof Cornelis Verhoeven te zeggen: maar wat voor je uit zit te mijmeren.[10]

Zouden we ons een wat lossere omgang met tijd kunnen veroorloven? De prikkelende vraag is of een 24 uurs-economie nog tijd heeft voor niet-economisch, niet-nuttig, niet-productief ‘er-zijn’. Het is bijna onmogelijk om je als individu van die systeemdruk los te maken, overspoeld als we uur-in-uur-uit worden met reclame en andere aanmoedigingen tot consumptie in materiële en digitale vorm.[11]

Toch laat Michael Ende met zijn meisje Momo zien, dat we geen willoze slachtoffers hoeven te zijn van de rovers van onze tijd. Er zijn nog steeds gaten in de tijd, en daarmee ruimte voor plotselinge, out-of-the-blueontdekkingen – de  Kairos-ervaring die je even boven jezelf uittilt en je laat ontsnappen aan het regime van de onverbiddelijk doortikkende Chronos-tijd. 

Het bijzondere van deze Kairos-momenten is dat ze niet afdwingbaar zijn. Ze staan ons niet ter beschikking, zegt Hartmut Rosa.[12] Ze komen tot ons vanuit het niets, zo lijkt het. We hebben er geen macht over, juist niet. Zelfs in een tijd waarin we menen alles in onze macht te hebben, zijn dat soort momenten nog altijd mogelijk. De tijd bevriest even en alles staat stil, wanneer je in bewondering en verwondering een museumzaal binnenloopt en dat éne schilderij ziet; wanneer je op de begraafplaats een lied hoort dat je tot tranen brengt, of als je midden in de natuur je deel van een groter geheel voelt. Een moment van zien – of horen, voelen – soms even.[13]

Het moment dat mijn kleinzoon een appel op mij deed: nú meedoen, opa! Er is immers een tijd om aan een overdenking te schrijven, maar ook een tijd om met lego te bouwen. 

De tijd is ongrijpbaar. Hoe meer we proberen haar in de greep te krijgen en naar onze hand te zetten, des te meer raken we vervreemd van ons innerlijk. Laten we daarom proberen open te staan voor de gaten in de tijd, waardoor het licht de kans krijgt ons te bereiken.[14]

Dr. Joop Berding (Den Haag, 1954) is pedagoog, opvoedingsfilosoof en auteur. Van zijn hand verschenen meer dan twintig boeken en daarnaast veel tijdschriftartikelen en boekhoofdstukken. Met enige regelmaat houdt hij lezingen. Meer informatie is te vinden op zijn website www.joopberding.com


[1] https://www.youtube.com/watch?v=ImZnbqYYRpU (geraadpleegd 13 sept. 2023)

[2] https://www.youtube.com/watch?v=xVOJla2vYx8 (geraadpleegd 13 sept. 2023)

[3] Vergezichten en gezichten, 1954; het gedicht stamt waarschijnlijk uit 1953.

[4] Over Chronos en Kairos schreef Joke J. Hermsen een aantal indringende beschouwingen, zie onder andere haar boeken Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst (2009) en Kairos. Een nieuwe bevlogenheid (2014).

[5] Over de methode, 2011, oorspr. 1637.

[6] De creatieve revolutie, 2018, oorspr. 1907.

[7] Resonanz: Eine Soziologie der Weltbeziehung, 2016. Door mij geraadpleegd, Engels: Resonance. A Sociology of our Relationship to the World, 2021. 

[8] Oorspr. Momo, 1973, Ned. vert. 21e druk, 2018.

[9] Idem, 2018, p. 73-74.

[10] Alledaagse mijmeringen, 2021, oorspr. jaren 50. Zie ook: Berding, J. (2022). Rondom Cornelis Verhoeven. Ruimte voor vertraging in filosofie en onderwijspraktijk. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

[11] Zie voor een insnijdende kritiek op de consumptiecultuur: Blom, P. (2017). Wat op het spel staat. Amsterdam: De Bezige Bij, vooral p. 65 e.v. Hij gebruikt de frase ‘de theologie van het inkopen’ (p. 80).

[12] Onbeschikbaarheid, 2022, oorspr. 2018.

[13] Ontleend aan Huub Oosterhuis’ bundel Zien soms even uit 1972; ik kreeg deze op 23 februari 1975 als verjaardagscadeau van mijn (toen nog toekomstige) echtgenote.

[14] Ik parafraseer hier Leonard Cohen: ‘There is a crack, a crack in everything / That’s where the light comes in’, uit zijn lied Anthem.

Gerelateerd