19 december 2016

‘Nu daagt het in het oosten’ – overdenking 4e adventszondag

Geschreven door gastauteur

De laatste zondag van de Adventstijd staat bekend onder de Latijnse naam Rorate, coeli, vertaald betekent dit : Dauwt, hemelen. De dauw uit de hemel die ervoor zorgt dat de aarde vochtig en vruchtbaar wordt. Onze blik moet dan ook op de hemel gericht zijn omdat daarvan het heil te verwachten is. Daarom staat de adventstijd in het teken van verwachting en voorbereiding. Vier zondagen voorafgaande aan Kerstmis wordt Advent gevierd. Vandaag is het de vierde en laatste zondag. Hoewel het vieren van Advent nergens in de bijbel voorkomt, is het toch al een  heel oude christelijke traditie.

Advent is afgeleid van het Latijnse woord adventus, dat komst betekent. Met advent leven we namelijk toe naar het kerstfeest, de komst van Jezus in de wereld. Op de vier zondagen van Advent wordt in veel kerken een kaars aangestoken. Iedere zondag steeds één meer. Vanochtend hebben we de vierde kaars aangestoken. Hiermee wordt gesymboliseerd dat we steeds dichter naderen tot Kerstmis, het feest van het licht. Vanuit het duister gaan we naar het licht. Het licht der wereld dat komen zal.

Ik heb u twee teksten voorgelezen uit het evangelie van Lucas die bekend zijn  onder de woorden Visitatie en Magnificat. Met het woord visitatie wordt het bezoek van de zwangere Maria aan haar nicht Elisabet aangegeven, die ook zwanger is. Een gebeurtenis die door veel middeleeuwse schilders is vereeuwigd. In dit verhaal wordt de samenkomst van twee vrouwen verteld.

Maria had van de engel Gabriel gehoord dat haar nicht Elisabet zwanger was. Dit was wel een beetje uitzonderlijk, omdat Elisabet reeds een oudere vrouw was. Maria kan het bijna niet geloven en reist in grote haast naar Elisabet. En dan ontmoeten de twee vrouwen elkaar. Twee vrouwen die beiden zwanger zijn. Elisabet die Johannes en Maria die Jezus in zich draagt.

Beiden zijn bezocht door een engel. Beiden zijn aangezegd dat ze een kind zouden krijgen. En aan beiden is de naam van het kind al meegedeeld. Johannes, die later Johannes de Doper zal worden genoemd,  en Jezus die de Messias zal blijken te zijn.

Als de twee vrouwen elkaar ontmoeten gebeurt er iets wonderlijks. De vrouwen herkennen bij elkaar, dat zij van dezelfde hoop vervuld zijn. Zij dragen de hoop op redding en  verlossing bij zich. Geen wonder dat  er iets bijzonders gebeurt wanneer de twee vrouwen elkaar zien. Het kind in de buik van Elisabet, die inmiddels al zes maanden in verwachting is, springt op in haar schoot. Elisabet beseft dan dat Maria zwanger is van een kind die de toekomstige Messias zal zijn. En dan zegt Elisabet de bekende worden:

“De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot”  Deze woorden klinken door in de begintekst van het Weesgegroet dat gebruikt wordt bij het bidden van de Rozenkrans: “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot….” 

Een tekst die ons als kinderen van de Reformatie vreemd is, maar toch erg bekend in de oren klinkt. Elisabet noemt niet alleen Maria een gezegende vrouw, maar ook noemt ze Jezus de gezegende in de schoot van Maria. Hierdoor weet Maria het nu zeker. Zij draagt de toekomstige Messias in zich.

De bijbeltekst gaat dan verder met de lofzang van Maria, het Magnificat. Dit is zo genoemd naar het eerste woord: “Magnificat anima mea Dominum”.  Loof de Heer, mijn ziel. Het Magnificat begint dat Maria de Heer looft dat zij als eenvoudige vrouw in verwachting is geraakt van de toekomstige Messias. Het tweede grote thema van de Magnificat is dat Israëls God bijzondere aandacht heeft voor de eenvoudigen en hongerigen en de geringen aanzien geeft: “Barmhartig is hij, van geslacht tot geslacht, voor wie hem vereert…wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven.”

Maar hoe bekend het Magnificat ook is, het blijft een merkwaardig lied. Er wordt namelijk met een grote stelligheid van de komende daden van God gezongen alsof ze al hebben plaats gevonden. Maria zingt over de toekomstige daden van God alsof ze al gebeurd zijn. Maria zingt dit met zo’n grote stelligheid, omdat ze zeker weet dat alles wat God beloofd heeft ook zal gebeuren.

Geen woord dat van God komt zal krachteloos zijn. Wat gezegd is, zal voltooid worden. Dat is de glans die over het hele lied ligt. Maria weet het dan ook zeker. God doet wat Hij beloofd heeft. Ze heeft een rotsvast vertrouwen in de daden en barmhartigheid van God. Een vertrouwen dat Jezus die nog geboren moet worden de Messias zal zijn waarnaar het Joodse volk zolang heeft uitgezien.

Maar het is nog aan het gebeuren, het is nog niet helemaal klaar. Het is nog advent, het is nog een tijd van verwachting. De verwachting van een heilig moment. Zo komen we bijna als vanzelf bij het tweede gedeelte uit de bijbel dat ik u heb voorgelezen. Ook hier is sprake van een wonder, een heilig moment in onze geschiedenis. Dat is wat Johannes in zijn evangelie ons wil vertellen. God is onder ons gekomen, in  onze tijd en in onze wereld.

Er is bij Johannes geen sprake van de geboorte van de mens Jezus, zoals bij andere evangeliën wel het geval is, maar van de zoon van God die er reeds was vanaf het eerste begin. In het evangelie van Johannes vinden we dan ook geen geboorteverhalen terug met een stal en herders en een kribbe en drie wijzen uit het Oosten met mooie geschenken. Jezus wordt in dit evangelie niet geboren, maar was er al voordat de wereld geschapen was.

Het evangelie van Johannes is veel later geschreven dan de andere evangeliën. In het evangelie van Johannes speelt de Griekse filosofie een grote rol. God komt in dit evangelie dan ook op aarde in de vorm van het Woord: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God”.

Een zin om in te verdwalen. Een zin waarin gezegd wordt dat het Woord bij God was en er al was voordat er ook maar iets bestond. Tenslotte staat er dat het Woord ook zelf God was. Dat klinkt allemaal misschien wat eigenaardig, maar u moet wel weten dat het de evangelist Johannes er alles aan gelegen is om aan te tonen dat Jezus daadwerkelijk de zoon van God is. De naam van Jezus noemt hij echter nu nog niet. Pas aan het einde van het hoofdstuk komt naar voren dat met dit goddelijk Woord Jezus bedoeld wordt.   En dan laat het begin van dit evangelie zich gemakkelijker begrijpen.

Het begin van Johannes leest als een gedicht en doet aan de schepping in het bijbelboek Genesis denken. Het leest als een herdichting van het oerbegin. Een her-dichting van de eerste zinnen van het bijbelboek Genesis: “In het begin schiep God de hemel en de aarde……”. Door te spreken schept God hemel en aarde. Het scheppend handelen van God door het spreken van de woorden in Genesis lijkt erg veel op deze tekst van Johannes. En dat is natuurlijk ook de bedoeling van Johannes. God is niet alleen schepper van de hemel en de aarde, maar ook van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde door het woord dat in de wereld kwam.

“In het woord was leven en het leven was het licht voor de mensen,” gaat de evangelist Johannes verder. “Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het licht niet in haar macht gekregen”. Het eeuwige licht dat niet gedoofd kan worden, zelfs de meest inktzwarte duisternis heeft er geen macht over gekregen. Een hoopvolle gedachte. 

Johannes de Doper komt om van dat licht te getuigen. Hij was niet zelf het licht, zegt hij, daarom getuigt hij ook niet van zichzelf. Hij getuigde van het “ware licht dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam”. Vooral dit laatste geeft aan wat het wezen van Kerstmis is. Dat God op aarde komt voor ieder mens. Lucas zegt dat in zijn evangelie in de vorm van een romantisch verhaal, over de geboorte van een kwetsbaar kind in een stal met een engel omgeven door het stralende goddelijke licht.

Johannes zegt dat in de vorm van het Woord dat op aarde komt en voor ieder mens het ware licht brengt. Misschien is dat wat wij diep in ons voelen als we het kerstfeest vieren. De komst van het licht op aarde. Misschien is dat de reden dat het kerstfeest een lichtspel is met ontelbare lichtjes van lampjes en kaarsen. Een lichtspel dat ons warmte verschaft  in de donkere decembermaand.

De warmte die we allemaal zo nodig hebben in die donkere en voor vele mensen zo eenzame dagen. Menigeen is altijd weer blij als de feestdagen voorbij zijn. Want deze feestdagen zijn bij uitstek dagen om je eenzaam te voelen ondanks al het licht en warmte om je heen. En om je dan te warmen aan het Eeuwige licht dat met Kerstmis in onze wereld is gekomen, lijkt dan zo ver weg,  zo groots en bijna niet te bevatten. We moeten het maar doen met de kleine vlammetjes van de kaarsen. Maar misschien is dat wel goed ook.

Want we moeten God niet in altijd het grote of in het grootse zoeken. Ook in het kleine, in het ogenschijnlijk onbeduidende is God aanwezig. Is dat soms de reden dat mensen zo graag in een kerk een kaarsje aansteken? Gewoon als teken dat je aan iemand denkt of gewoon voor jezelf. Dat kleine flakkerende lichtje dat we voor ons zien branden kan er misschien voor zorgen dat het kleine goddelijke vonkje, dat we allemaal in ons hebben, mee gaat gloeien.

En als dat gebeurt, dan lijkt het steeds of er een last van je afvalt. Want je hebt je gedachten vorm gegeven door het aansteken van een kaars. Je hebt je gedachten aan het licht toevertrouwd. En het licht van de kaars houdt die gedachten vast, ook als je al lang bent weggegaan. Want het licht bergt onze diepste gedachten in zich op en houdt dit een tijdje vast.

Zo moet het ook met het Goddelijke en Eeuwige licht zijn dat volgens de traditie met Kerstmis meer dan 2000 jaar geleden op de wereld is gekomen. Dit Goddelijke Eeuwige licht kent al onze gedachten, zelfs voordat we het aan dit licht hebben toevertrouwd.

We kunnen daarom met een gerust hart op weg gaan. Het door ons opgestoken kaarslicht dat onze gedachten in zich bergt kunnen we in vol vertrouwen achter ons laten. Het zal nog blijven branden als we allang vertrokken zijn. Zo zal ook het Goddelijke en Eeuwige licht altijd blijven branden en onze meest intieme gevoelens koesteren. Ook als we allang vertrokken zijn. Op ieder moment in ons leven kunnen we ons er aan warmen en onze gedachten er aan toevertrouwen. Warmen aan het ware licht dat ieder mens verlicht en dat naar de wereld kwam.

Een heilig moment, ieder jaar weer.

Amen

Overdenking van Ds Rob Esveld, op de vierde adventszondag, 18 december 2016

Teksten: Evangelie van Johannes 1:1-15 en Lucas 1:39-56

 

Gerelateerd