Nieuwe balans
Geschreven door Antje van der HoekHet is al vaak gezegd: de afgelopen coronamaanden hebben grote gevolgen. Op nagenoeg álle terreinen van onze samenleving en dus ook in de kerk. Door de nood van het moment bleek daar ineens veel mogelijk: podcasts, digitale vieringen en Zoomsessies werden gemeengoed. Creativiteit vierde hoogtij en kreeg ruim baan, ook in remonstrantse kring. Online-diensten werden, zeker in het begin, zeer goed bekeken. Er was zelfs sprake van een zekere ‘kerkhonger’. Juist in die onbestemde tijden, waarin bovendien veel overige acitiviteiten stillagen, bleek er een grote behoefte aan bezinning en verdieping.
Maar dat was niet het enige gevolg van de Coronacrisis voor het kerkelijke erf. Onlangs verscheen daarover een aardig boekje: ‘Kerk in tijden van Corona’, met een voorwoord van Leo Fijen. In dat voorwoord schetst hij hoe het virus er ook voor heeft gezorgd dat veel mensen in zijn voorheen bloeiende parochie in Maartensdijk wegblijven. Tot zijn verbazing moest hij, bij de eerste fysieke viering, constateren dat slechts twintig van de zeventig plekken werden gereserveerd. Fijens’ ervaringen staan niet op zich: nu fysieke diensten weer mogelijk zijn, blijven vele kerkgangers toch weg. Naast ‘kerkhonger’ bestaat er immers ook zoiets als ‘kerkhuiver’: uit begrijpelijke angst voor besmetting niet meer komen. En, als de gang er eenmaal uit is, blijkt het vaak lastig de draad weer op te pakken.
Naast ‘kerkhonger’ bestaat er immers ook zoiets als ‘kerkhuiver’: uit begrijpelijke angst voor besmetting niet meer komen.
Veel van wat in het boekje ter sprake komt, herkende ik ook uit onze Haagse gemeente. Net als in Fijens’ rooms-katholieke parochie waren we vanaf juni, toen we weer fysiek met diensten van start gingen, zelden volgeboekt. Met René de Reuver, scriba van de PKN en een van de andere scribenten, onderschrijf ik daarentegen de grote waarde van de gemeenschap voor het onderhouden van je geloof. Treffend stelt hij dat geloven weliswaar persoonlijk is, maar niet individualistisch. ‘Mensen hebben mensen nodig’, om met de titel van een boek van wijlen praktisch theoloog Ted van Gennep te spreken. De Reuver refereert in dat verband aan Marcus 2 waarin wordt verteld hoe vier vrienden hun verlamde vriend bij Jezus brengen. Zijn vrienden brengen hem aan de voeten van Jezus, dwars door het dak. Uit die tekst is niet op te maken of de zieke man zélf vertrouwen had in de actie, maar Jezus ziet hún (meervoud) geloof en zet de man weer op zijn voeten.
Met René de Reuver, scriba van de PKN en een van de andere scribenten, onderschrijf ik daarentegen de grote waarde van de gemeenschap voor het onderhouden van je geloof. Treffend stelt hij dat geloven weliswaar persoonlijk is, maar niet individualistisch.
Geloven doe je samen. Een open deur, zeker, maar ook zo wáár. Maar wat te doen als er door omstandigheden de klad in dreigt te komen? Voldoet dan een simpele oproep om je huiver te overwinnen, wél te komen? Ik kan wellicht beter zeggen wat mij, in dit opzicht, altijd weer inspireert. Dat zijn de woorden van de joodse filosoof Abraham Heschel over het gebed, door hem, mijns inziens terecht, de kwintessens van het geloof genoemd. Schrijvend in 1965 constateert hij een teloorgang van het vermogen tot bidden. Hij zoekt hierin naar nieuwe wegen en spreekt dan van het joodse gebed als een polariteit. Het beweegt zich, zegt hij, tussen de polen van ordening en opwelling, regelmaat en spontaniteit, voorschrift en vrijheid, empathie en zelf-expressie, het woord en wat het woord te boven gaat. Enerzijds kent het joodse geloof vaste tijden, gewoonten en teksten (zogeheten keva, structuur). Anderzijds is het gebed dienst van het hart, iets dat opwelt uit de ziel, een zaak van kawanna (toewijding, devotie).
Tussen die polen van structuur en spontaniteit beweegt zich, denk ik, ook óns geloofsleven. Zoals Heschel benadrukt, gaat het erom daarin balans te vinden. Want als de pool van de regelmaat sterker is dan die van de spontaniteit dreigt het gevaar van sleur. Maar als we het alleen laten afhangen van onze toevallige gemoedsgesteldheid van het moment dreigt ons geloofsleven te verpieteren. Buiten- en binnenkant vragen om een evenwicht. Hierbij is, volgens Heschel, continuïteit de weg en spontaniteit het doel.
Tussen die polen van structuur en spontaniteit beweegt zich, denk ik, ook óns geloofsleven.
Zo, evenwicht zoekend, beginnen we, wat mij betreft, dit nieuwe seizoen 2020- ‘21. Dat vraagt aan de kant van de spontaniteit inventiviteit en creativiteit om ons aanbod van diensten, kringen en activiteiten steeds praktisch af te stemmen op de coronabeperkingen en (nieuwe) behoeften binnen onze gemeente. Maar aan de andere kant vraagt het, m.n. op persoonlijk vlak, soms ook om een zekere zelfoverwinning, vasthouden aan ritme en structuur. Gewoon komen, hoe vervelend dat afstand houden en desinfecteren soms ook mag zijn.
In de wetenschap overigens dat we, ieder van ons, altijd meer dan welkom zijn!