Midden in de winternacht ging de hemel open – Overdenking Kerstmis 2016
Geschreven door gastauteur“Het volk dat nu in het donker leeft, ziet een stralend licht.
Een helder licht zal schijnen in het land waar het nu nog donker is.”
De eeuwenoude belofte van de profeet Jesaja,
die veel mensen in angst en nood, hoop en vertrouwen schonk.
De wereld om ons heen mag dan wel duister zijn.
Door hem die het Licht in de wereld heeft gebracht,
verdween de duisternis en ging de hemel open.
Of zoals de apostel Paulus het zou formuleren:
De genade van God is zichtbaar geworden.
Toen ik voor deze dienst de vrij onbekende tekst uit de brief aan Titus koos,
vroeg ik me af of ik de trouwe bezoekers
en vooral de kerstgelegenheidskerkgangers
deze zware theologische kost voor kon zetten.
Is het niet beter om bij een dergelijke gelegenheid
licht verteerbare kost te op te dienen?
Maar, de liederen die we rond de kersttijd zingen,
zetten ons eigenlijk dezelfde maaltijd voor,
alleen vaak met een smakelijk briesje vrolijkheid en een dik sausje romantiek.
De ‘white christmas’ waar we ieder jaar weer van dromen
is volgens mij meer de uitzondering dan de regel.
Kun je dan niet kiezen voor X-mas light:
Kerst als het feest van vrede, liefde, licht en harmonie?
Een tijd geleden zag ik ergens een kinderboekje getiteld ‘Het is Kerstmis’.
Bij het doorbladeren van het boekje sloeg al gauw de verbijstering toe.
Het kerstverhaal wordt in dit boekje teruggebracht tot ene Maria
die in een stal een naamloze baby krijgt
en Jozef die naar buiten loopt en zegt dat iedereen mag komen kijken;
waarop de baby veel cadeautjes krijgt van allerlei anonieme bezoekers.
Voor en achterin het boek staan kerstliedjes,
waarvan de tekst aan de seculiere versie van het kerstverhaal is aangepast:
“Er is een kindje geboren, hoera!, ’t Ligt in een bedje bedekt met wat hooi.”
Dat was het. Geen: “Het kwam op de aarde voor ons allemaal.”
Kun je Kerst vieren zonder Jezus?
Pasen zonder de kruisiging?
Pinksteren zonder de Heilige Geest?
Zonder Pasen zouden we geen Kerst vieren.
Zonder de verkondiging van de eerste volgelingen: “Hij is niet dood. Hij leeft!”
hadden wij hier in Europa en in Nederland
waarschijnlijk nooit iets over deze Jood Jezus gehoord.
Misschien was hij bij een kleine groep mensen bekend als wijze Rabbi.
We hadden zijn gedachten misschien belangstellend ter kennis genomen:
“Heb je naaste lief als jezelf!” – “Interessant! Wat zegt Socrates hierover?”
Alleen omdat steeds weer mensen meer in deze mens Jezus zagen
dan alleen ‘een wijs iemand die boeiende dingen beweert.’,
horen en lezen we meer dan 2000 jaar later nog steeds wekelijks iets
over zijn woorden en daden
en meer nog, proberen miljoenen mensen met vallen en opstaan zijn voorbeeld
in hun dagelijks leven te volgen.
Hoe moet je de verhouding tussen God en mens,
hoe moet je de goddelijkheid van de mens Jezus verbeelden
en/of onder woorden brengen?
Over Jezus spreken is als cirkelen om een geheim.
Alle taal over Jezus is ingedikte geloofstaal.
Het lied ‘Vanwaar zijt Gij gekomen’ van Huub Oosterhuis
gaat over de menswording.
De weerbarstigheid en onbevattelijkheid van God
die onze werkelijkheid binnenkomt
door in Jezus mens te worden onder de mensen,
en lijdt en sterft om ons mensen te verlossen,
wordt prachtig verwoord in de tekst:
Vanwaar zijt Gij gekomen?
Wij wisten niets van U.
In onze stoutste dromen was God nooit hier en nu.
Een nieuwe God zijt Gij,
die onder ons wil wonen,
zo ver weg, zo dichtbij.
Ons eigen levenslot met uw geluk verweven,
zo zijt Gij onze God.
Een mens van vlees en bloed,
een kind voor ons geboren,
een naam die sterven moet.
De theoloog Karl Rahner sprak over Kerst
als het feest van de eeuwige jeugd van God,
de verrassende nieuwheid van God,
een nieuwheid die toch van oudsher is.
God blijft ons verbazen, steeds weer (op)nieuw.
En dat God onder ons komt wonen, als een van ons,
dat is en blijft wel het meest verrassende,
dat ons in deze dagen vreugdevol en hoopvol mag stemmen.
Wat bedoelt de Bijbelse traditie met haar beelden en woorden eigenlijk
als ze spreekt over Jezus als de Messias of Zoon van God?
Als we proberen ons eigen geloof onder woorden te brengen,
ontdekken we misschien dat we woorden tekort komen
en daarom steeds weer terugvallen
op de woorden die de geloofstraditie ons aanreikt.
Spreken over Jezus is ook antwoord geven op de vraag
wat het betekent om samen mens te zijn op aarde
voor het aangezicht van de Eeuwige.
Een nieuwe God, “zo ver weg, zo dichtbij”.
Dat gaat ons te boven, zelfs “onze stoutste dromen”.
Wat zijn mensenliefde eigenlijk behelst?
Waarom God het doet?
Welke woorden je ervoor gebruikt?
Het is een mysterie, een geloofsgeheim.
Maar als je het vertelt, dan krijgt het gestalte
– en dus deden evangelisten dat, en anderen, en wij nu nog.
En ook als je erover dicht of zingt gebeurt het.
In het zingen van de ‘hemel die open gaat midden in de winternacht’
vermoeden we iets van een hemel.
En soms gaat bij het zingen over hoop, gerechtigheid en vrede
de hemel een klein beetje open.
De evangelisten zien Jezus als drager van een goddelijk geheim,
als mens met goddelijke kracht.
In Jezus, als volwassen man een man naar Gods hart,
wordt volgens hen zichtbaar wat mens zijn betekent,
en uitsluiting, wat gewelddadig en wreed is, koud en onverschillig.
Door Jezus wordt ook zichtbaar,
wie God voor ons zijn wil.
In zijn weerloze liefde tot het uiterste komt aan het licht,
dat het laatste woord niet is aan wraak, haat en dood,
maar aan vergeving en verzoening, barmhartigheid en liefde.
De genade van God is zichtbaar geworden.
De verzen uit de brief aan Titus zouden we kunnen lezen
als een antwoord op de vraag: wat hebben wij met dat kind in de kribbe?
Wat betekent de komst van Jezus in deze wereld voor ons?
De auteur van de brief spreekt van een vrij radicale levensvernieuwing.
Tegenover het oud-Griekse en tegelijk moderne ideaal
dat de mens zelf zijn leven bepaalt en zijn geluk vooral zelf moet realiseren,
zet de schrijver van de brief een ander perspectief:
het echte geluk komt van God.
Dat is de genade die door de geboorte van Jezus aan het licht komt.
De vroege christelijke kerk heeft Jezus al vroeg geïdentificeerd
met de ‘sol invictus’, de onoverwinnelijke zon.
Op die manier werd het feest
dat door de Germanen en Romeinen
rond de tijd van de winterse zonnewende werd gevierd,
omgedoopt tot een christelijk feest.
Vanuit de donkerste dag vieren dat het licht weer terugkomt.
In de donkerste nacht van deze wereld
komt de redder, de Messias.
Johannes zegt aan het begin van zijn evangelie over deze Jezus:
“Het leven dat hij brengt, is het licht voor de mensen.
Hij is het licht dat schijnt in het donker.
Gods Zoon is mens geworden. Hij heeft onder ons gewoond.”
Met de geboorte van Jezus
is de herkenning van dat licht binnen ieders bereik gekomen.
Hij laat ons zien, dat het innerlijke licht
waarvan mensen de eeuwen door hebben getuigd,
een ervaarbare realiteit is
juist te midden van barre omstandigheden.
Wij moeten ervoor zorgen ‘dat God het niet in ons begeeft’ (Etty Hillesum).
Juist het besef van die kwetsbare vonk,
dat laatste restje licht dat in ons smeult,
maakt een mens wakker voor het licht van Kerst.
Duitsland werd de afgelopen dagen in het hart geraakt
door een terroristische aanslag in Berlijn, centrum van de politieke macht.
De aanslag die dood en verderf zaaide
vond plaats op een plek “waar wij het leven vieren”,
zei bondskanselier Angela Merkel in haar toespraak.
En hij vond plaats vlak naast de Gedächtniskirche,
symbolische herinnering aan de gruweldaden van oorlog, haat en geweld.
Was de dader zich van zoveel symboliek bewust?
Ik betwijfel het.
In het moderne gedeelte van de kerk hangt de Stalingrad-Madonna,
een houtskooltekening van de arts en predikant Kurt Reuber:
Kerstmis 1942; midden in de hel van Stalingrad.
Een vrouw buigt zich over het kind, beiden zijn door een groot kleed omhuld.
In een brief aan zijn vrouw schrijft Reuber deze woorden:
“Wat kan ik hier nog van zeggen?
Als je onze situatie bedenkt vol duisternis, dood en haat
– en ons verlangen naar licht, leven, liefde,
dat zo oneindig groot is in iedereen!’
De lieddichter Niek Schuman schreef het gedicht Overwinteraars
dat alleszins toepasselijk is voor de tijd waarin wij ons nu bevinden.
Overal zijn zij te vinden:
de overwinteraars die leven
tussen de beide polen
van noodlot en hoop.
Wachtend tot eens en voorgoed
de zomer aan zal breken,
verduren zij de lange kilte
tot tijden van warmte en licht.
Zij zeggen: morgen misschien,
of anders over- en overmorgen,
we hebben al een glimpje gezien
van de zon van het recht op aarde.
Niek Schuman heeft het over overwinteraars
die leven tussen de beide polen van noodlot en hoop.
Kort na de aanslag in Berlijn
verklaarde de Duitse bondspresident Joachim Gauck:
“De haat van deze criminelen zal ons niet naar de haat drijven.”
Het deed me denken aan Antoine Leiris.
Hij verloor zijn vrouw Hélène bij de aanslag op de Parijse concertzaal Bataclan.
Twee dagen later publiceerde hij een brief op Facebook:
“Vrijdagavond hebben jullie het leven van een buitengewoon wezen gestolen,
de liefde van mijn leven, de moeder van mijn zoon,
maar mijn haat krijgen jullie niet.
Ik weet niet wie jullie zijn en ik hoef het niet te weten, jullie zijn dode zielen.
Als de God voor wie jullie verblind doden,
ons heeft gemaakt naar zijn beeld,
zou elke kogel in het lichaam van mijn vrouw een wond zijn in zijn hart.
Dus neen, ik zal jullie niet het plezier doen jullie te haten.
Al waren jullie daar wel op uit,
maar door haat te beantwoorden met woede
zou ik zwichten voor dezelfde onwetendheid
die jullie heeft gemaakt tot wie jullie zijn.
Jullie willen dat ik bang ben,
dat ik mijn medeburgers argwanend bekijk,
dat ik mijn vrijheid opoffer voor veiligheid. Mooi niet dus. […]
We zijn met z’n tweeën, mijn zoon en ik,
maar we zijn sterker dan alle legers ter wereld.
Ik heb trouwens geen tijd meer voor jullie,
ik moet naar Melvil toe, die wakker wordt uit zijn middagslaapje.
Hij is net 17 maanden […] en zijn leven lang zal dit mannetje jullie beledigen
door gelukkig en vrij te zijn.
Want neen, zijn haat krijgen jullie ook niet.”
Dit alles lijkt voor velen misschien onvoorstelbaar, naïef.
Desalniettemin blijf ik me vastklampen aan die grote profeet,
aan dat verhaal dat elke Kerst opnieuw begint
en aan het licht dat duisternis overwint.
God komt naar ons toe, buigt zich over naar ons bestaan.
Dat drukt de profetische naam van Jezus ‘Immanuël’ al uit: God met ons.
De genade van God is zichtbaar geworden.
Er zal nooit, nergens een begin van redding zijn
als niet tenminste één mens zegt: ‘hier ben ik’
en ziende om zich heen
zoekt of er nog een is, nog twee of drie
met vonken licht ‘hier ben ik’ in hun ogen.
Kerstmis is twee- of driemaal, niet te tellen naamloos velen
die ‘hier ben ik’ zijn en doen wat moet gedaan.
“Midden in de winternacht ging de hemel open.”
Amen
Overdenking van ds. R. Philipp in de Remonstrantse kerk te Den Haag op 25 december 2016.
Schriftlezingen:
Lukas 2:1-20 De geboorte van Jezus
Brief van de apostel Paulus aan Titus 2:11-15 De genade van God is zichtbaar geworden