30 oktober 2023

Memento mori – Carpe diem

Geschreven door Antje van der Hoek

‘U doet de sterveling terugkeren tot stof

en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.

Duizend jaar zijn in uw ogen

Als de dag van gisteren, die voorbij is,

niet meer dan een wake in de nacht’ (Ps 90: 3-4)

Mens is als gras

Deze oude bijbelse woorden vertellen over ons leven en hoe dat voorbij vliegt. We zijn vergankelijk, als gras dat ’s ochtends opkomt en ’s avonds al weer verwelkt en verdort. Eendagsvliegen zijn we, niet meer dan stof dat weer tot stof terugkeert. Sommigen leven zeventig jaar, anderen, die heel vitaal zijn, tachtig jaar. Maar dat alles is niets in de ogen van God. Zelfs duizend jaar is niets in zijn ogen. Zelfs dát is in Gods beleving slechts een oogwenk. In het licht van de eeuwigheid, zegt deze psalm, stellen we niet veel voor. Temidden van al die generaties mensen zijn we maar één enkel schakeltje. Ik weet niet hoe het u vergaat bij het horen of lezen van deze woorden, maar ik word er, op z’n minst, wat melancholiek van.

Vergankelijk – eeuwig

Valt er bovendien niet meer te zeggen? Hoe anders is, bijvoorbeeld, de toon in het Johannes-evangelie. Daar gaat het ook met regelmaat over eeuwigheid, maar dan in positieve zin. ‘Ik geef hen’, zegt Jezus daar over zijn volgelingen ‘eeuwig leven’. ‘Ze zullen nooit verloren gaan; niemand zal ze uit mijn hand roven’ (Joh. 10: 28). Het is Jezus’ antwoord aan de Joodse omstanders, die wel eens willen weten wat voor vlees ze in de kuip hebben. In die polemische situatie grijpt Jezus terug op de parabel die hij eerder heeft verteld. Waarin hij aangeeft wie hij nu eigenlijk is: de goede herder, die een innige relatie heeft met zijn schapen, de leerlingen. Een relatie waarvoor Jezus zich, desnoods met zijn leven, zal inzetten. Om hen ‘eeuwig leven’ te schenken.

Zeven maal om de zeeën te gaan

Begin november staan we stil bij diegenen die we, uit de kring van onze gemeente, in het afgelopen jaar hebben verloren. Tijdens de herdenkingsdienst ontsteken we voor ieder van hen een licht. We vragen God om hen in zijn armen te sluiten en spreken de hoop uit dat de nabestaanden hun herinneringen aan hen zullen blijven koesteren. We beseffen dat er voor de nabestaanden, met het overlijden van hun dierbare, ook iets van hénzelf verloren is gegaan. Dat ze een stuk van zichzelf zijn kwijtgeraakt, een groter of kleiner deel van hun eigen identiteit. Het kan soms een schrijnend verlangen oproepen om de scheiding alsnog ongedaan te maken. Zoals in het gedicht ‘De gestorvene’ van Ida Gerhardt: ‘Zeven maal over de zeeën te gaan, schraal in de kleren, wat zou het mij deren, kon uit de dood ik die éne doen keren. Zeven maal, om met z’n tweeën te staan’.

Omslag

Terug naar de psalm, die te lezen is als een memento mori. Als een spiegel, waarin we onze eindigheid zien. Maar dat is niet het enige. Aan het einde van de psalm vindt een omslag plaats: een bede om Gods ontferming. Zo roept het memento mori z’n tegendeel op: het verlangen naar vervulde, vreugdevolle dagen. Kortom: Carpe diem! Zo bezien is ook het contrast met de passage uit Johannes wellicht minder groot dan gedacht. Daar gaat het immers ook, niet zozeer om eeuwigdurend leven, maar om leven met ‘eeuwigheidskwaliteit’. Een leven waarin Jezus’ creatieve, herscheppende macht doorwerkt, zelfs over de grens van de dood heen.

Reservoir van liefde en kracht

Zo is het ook gegaan, na Jezus’ smadelijke dood aan het kruis. Zijn leerlingen konden hem niet ‘terugtoveren’. Al waren zij ‘zeven keer om de zeeën waren gegaan’, geholpen zou het niet. Zij konden slechts ‘wenen om hun verloren ik’, zoals de theoloog Arthur Polspoel dat poëtisch heeft uitgedrukt in een boek over rouwen en verlies. Zozeer immers was hun bestaan met dat van hem verweven en door hem geïnspireerd. Tóch was dat niet alles: Johannes vertelt aan het einde van zijn evangelie ook van Maria Magdalena. Dwars door haar tranen heen, werd ze hem gewaar. Jezus’ liefde, moet zij hebben beseft, bleek sterker dan de dood, bleek een duurzame Bron om uit te putten. Kan het ons ook zo vergaan met diegenen die wij onverhoopt aan de dood verliezen? Dat de herinneringen aan hen, door onze tranen heen, geleidelijk aan tóch een bron worden om uit te putten? Een reservoir van liefde en kracht, dat helpt onze dagen ‘te plukken’ ?

Ik wens het ons van harte toe

Gerelateerd