in vrijheid vertrouwen
Geschreven door marinaoverweging 1 mei bij het afscheid van de gemeente (bewerkt)
Marina Slootmans
in vrijheid vertrouwen
Wat te kiezen? Moeilijke keuzes moeten we soms maken. Wat te doen, wat te zeggen, wat te kiezen? Hoe vaak staan we niet op kruispunten en wegen we argumenten? Wat te kiezen? Verhuizen of toch in het huis blijven wonen? Een nieuwe baan zoeken of in deze baan naar nieuwe mogelijkheden ontdekken? Trouwen of samenwonen? Gaan we linksom of rechtsom?
Als remonstranten hechten we aan de keuzevrijheid van mensen, ook of misschien zelfs in geloofszaken. De mens is vrij om te kiezen, de mens kan – zo werd in de zeventiende eeuw gezegd – het genadeaanbod van God aanvaarden én afwijzen. De remonstranten werden in 1621 opgericht als een tijdelijke broederschap. De eerste remonstranten vochten voor vrijheid in geloofszaken. In die strijd draaide het om de zogenaamde predestinatie. Heeft God voor alle tijden alles in ons leven al bepaald? Remonstranten zeiden: nee. De mens is vrij. Hun leus werd dan ook: “Staat in de Vrijheid” (Galaten 5:1).
Sinds de zeventiende eeuw maken remonstranten zich sterk voor een vrij en verdraagzaam christendom. We willen leven in vrijheid. En we geloven dat de mens in vrijheid kán leven. Dat de mens, ook in geloofszaken, en zelfs tegenover Gods genadeaanbod, zélf kan kiezen. En dat welke keuze we ook maken, dat God ons niet om die keuze afwijst. We hebben de vrijheid, álle vrijheid om te kiezen.
Om te kunnen kiezen, om te kunnen leven in vrijheid is vertrouwen nodig. Ons kwetsbare, kostbare bestaan heeft zonder vertrouwen geen bestand. Vertrouwen in onszelf, in elkaar, in de gemeenschap en bovenal in God.
Vertrouwen is echter niet eenvoudig. Soms lijkt het of je vertrouwen hebt of niet. Je kijkt naar jezelf, de ander, de wereld vanuit vertrouwen of vanuit wantrouwen. Volgens de Amerikaanse godsdienstpsycholoog James Fowler – hij overleed vorig jaar – ontwikkel je al in de eerste twee jaar van je leven een gevoel van basic trust of basic distrust. Zelf vind ik dat nogal deterministisch. Alsof heel je gevoel van in de wereld staan al in de babytijd gevormd wordt. Niet dat die jaren niet belangrijk zijn, maar als mens heb je nog een heel leven ná die eerste jaren. Met vertrouwen in de wereld staan is volgens mij voor een deel keuze. Ik zeg dat met enig voorbehoud, want ik weet hoe moeilijk het is om wantrouwen om te zetten in vertrouwen.
Ik weet hoe moeilijk het is om vanuit vertrouwen te leven. Hoe vaak wordt vertrouwen niet aangevochten! Wantrouwen steekt elke keer weer de kop op. Ook bij de personages in de bijbel. Het gemurmereer en gemopper was luid als het volk geen eten heeft, b.v. toen het volk weggetrokken was uit Egypte, weg van de vleespotten, en verhongerde in de woestijn. Toen de bronnen van Betulia droog kwamen te staan, verloren de stadgenoten van Judith de moed. Toen het schip water maakte, vreesden de leerlingen voor hun leven.
Volgens Marcus stormde het op het meer. En Jezus lag te slapen. Hem leek het niets te deren dat het schip bijna verging. De leerlingen maakten hem wakker – en Jezus zei tot het water en de wind: ‘zwijg, wees stil!’ Zelf moet ik altijd glimlachen bij dit verhaal. Ooit werd dit verhaal gebruikt in een geleide meditatie. En het was alsof Jezus tot mij zei: ‘zwijg, wees stil.’ Wat was ik boos! Ik liet me de mond niet snoeren, ook door Jezus niet!
Maar daar gaat het vanmiddag niet over. Ik koos dit verhaal vanwege de woorden van Jezus tot de leerlingen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ Het gaat om het woord geloven, in het Grieks pistheuein. Dit woord betekent in het klassieke Grieks van b.v. Plato en Euripides, allereerst: vertrouwen. De leerlingen ontbreekt het aan vertrouwen – niet heel vreemd als het schip waarin je zit, dreigt te vergaan! – maar toch. Gebrek aan vertrouwen, in henzelf, in elkaar, in God; dat nekt hen, dat voedt hun angst.
Geloven is primair vertrouwen. Geloven is niet iets vinden of menen. Is niet ja zeggen tegen dogmatische uitspraken. Geloven is vertrouwen. De Griekse en Hebreeuwse woorden die vaak met geloven worden vertaald, hebben allebei die grondbetekenis van vertrouwen. Geloven is vertrouwen in God die te vertrouwen is.
Een groot voorbeeld van zelfvertrouwen en Godsvertrouwen in de bijbel is Judith. Ze is een heldin waar velen de eeuwen door niet zo goed raad mee wisten. Erasmus bijvoorbeeld prijst haar als een voorbeeldige weduwe. Hij prijst haar om haar kuisheid en godsvrucht, om haar wijsheid en standvastigheid, om haar sobere levenswijze en teruggetrokken bestaan, en bovenal – natuurlijk – om haar vroomheid. Tegelijk vermoordt zij nogal koelbloedig de legeraanvoerder van Nebudkadnessar, Holofernes.
Het verhaal van Judith roept vragen op rond – toen en nu – gangbare morele en gendercodes. Maar die vragen laat ik nu liggen. Ik ga mee met Erasmus. En zie in haar een voorbeeld van zelfvertrouwen en Godsvertrouwen.
De stad Betulia wordt belegerd. Er is geen water meer. Het volk dwingt de leiders een eed af: als God niet binnen vijf dagen redding brengt, zal de stad zich overgeven in de handen van de vijand. Judith hoort dit en is onthutst. Dit kan niet!
Ze roept de leiders van het volk bij zich en spreekt hen toe: wij hebben niets fout gedaan. We kunnen vertrouwen in onszelf. Wij hebben volgens de voorschriften geleefd. Moreel en religieus handelen we juist. We kunnen vertrouwen hebben in onszelf. En in God. Want God zal ons niet in de steek laten.
Judith koppelt vertrouwen in zichzelf en in haar stadgenoten aan vertrouwen in God. Dit betekent niet dat ze stil gaat zitten wachten op wat er zal gebeuren. Integendeel. Ze vraagt het volk tot God te bidden en God om hulp te vragen. En ze gaat iets doen. En wat….
Als Judith tot de leiders heeft gesproken, wendt ze zich eerst in gebed tot God. Ze vraagt om gehoor, om steun. En dan gaat ze op pad. Judith heeft vertrouwen in zichzelf, in God. En daardoor kán ze handelen. Dat haar taak niet eenvoudig is, laten vooral latere verwerkingen van het bijbelverhaal zien.
In het toneelstuk De poort van Ishtar van de Nederlandse – vooroorlogse – dichter Frederik Schmidt-Degener raakt Judith verliefd op Holofernes. Ze wil haar plan niet doorzetten. Maar ze moet. Om haar volk te redden. Aan het begin van het toneelstuk zegt de schrijver als Judith zichzelf gezegend noemt: “Gebenedijd, is dat het woord? / Het houdt ook smart in.” En dat heeft ze geweten.
Keuzes maken is nooit gemakkelijk. Want kiezen voor het een, betekent afscheid nemen van het ander. Maar soms kunnen we niet anders, moeten we keuzes maken. Dat kunnen we alleen als er vertrouwen is. In onszelf, in elkaar, in de gemeenschap en bovenal in God.
We mogen leven in vrijheid en vertrouwen. In het vertrouwen dat God met ons meegaat, dat het God is die ons leidt. God zal ons de weg wijzen. God vergeet de zijnen niet. In God mogen we leven en bestaan. In vrijheid en vertrouwen.
Amen.