Ik ben net zo feilbaar als jij, dat schept een band
Geschreven door Antje van der HoekWe moeten meer oog krijgen voor onze tekortkomingen. Niet enkel gefixeerd zijn op succes, welvaart, streven naar maximaal eigen geluk. Daar worden we alleen maar gestresst van. Het meest welbespraakt wellicht klinkt deze stem dezer dagen uit de mond van de Vlaamse psychiater Dirk de Wachter, die volle zalen trekt. Juist gedeelde ervaringen van óngeluk zouden mensen op dieper niveau met elkaar kunnen verbinden.
In zijn recente publicaties sluit filosoof Kees Vuyk bij deze kritische onderstroom aan. Het dominante neoliberale mensbeeld van vandaag legt ook volgens hem ten onrechte eenzijdige nadruk op het unieke, assertieve individu. Op de zogeheten ‘homo economicus’. De enkeling die zich prima weet te handhaven in een samenleving die op verdienste is gericht, een meritocratische samenleving. Met zijn samenlevingsvisie bouwt Vuyk voort op wat De Wachter op individueel niveau signaleert. Onze maatschappij is uitgesorteerd geraakt op prestaties op basis van intelligentie.
Inzien dat je feilbaar bent
Zijn gedachtelijn gaat als volgt. Jarenlange zogeheten gelijke kansenpolitiek heeft in ons land gezorgd voor een brede bovenlaag van hogeropgeleiden. Dat heeft veel goeds gebracht. Ook voor de zoon van een gereformeerde boomkweker die Vuyk zélf is. Als eerste uit zijn familie ging hij studeren. Maar, hoe succesvol deze verheffingspolitiek ook was, vandaag de dag werkt het niet meer. Niet iedereen bezit nu eenmaal de intelligentie voor een HBO-opleiding of universitaire graad. Zo is er een nieuwe kloof ontstaan, tussen hoger- en lageropgeleiden. Een nieuwe vorm van ongelijkheid, die een belangrijke voedingsbodem werd voor het populistische succes. Met haar tweedeling tussen volk en elite.
In zijn onlangs gepubliceerde boek ‘De feilbare mens‘ graaft Vuyk nog een spade dieper. Hiermee raakt hij aan een laag waarover het vanouds in de kerk gaat. De gedachte dat je er als mens mag zijn. Ongeacht beperkte talenten en morele tekortkomingen. Dat je weliswaar altijd tekortschiet, maar toch goed genoeg bent. Dat je, hoewel onderling ongelijk naar aanleg en vermogens, gelijk bent voor God en dat je elkaar kunt aanvullen. Met de secularisatie is dit fundamentele besef van menselijk tekort echter, aldus Vuyk, ten onrechte weggeëbd. Zoals er in Nederland, volgens hem, überhaupt maar weinig discussie is over de teloorgang van het christendom. Dat wordt vaak gezien als een bijna noodzakelijk verlopend proces.
De weg naar verbinding?
Zo gaat Vuyk op zoek naar ‘een seculier besef van tekortschieten’. Naar een zondebesef dat mensen niet klein houdt, maar tot verandering aanzet. Daarbij laat hij zich inspireren door de christelijke erfenis met z’n ideaal van gelijkheid. In dat verband ziet hij de kerk als de plek waar mensen elkaar van oudsher van hoog tot laag ontmoetten. Waar dienstmeiden en arbeiders, middenstanders en intellectuelen elkaar lijfelijk tegenkwamen en waar die ‘gelijkheid voor God’ werd uitgesproken en bevestigd. In z’n zoektocht naar een seculiere vertaalslag pleit hij ook voor een nieuwe invulling van de christelijke feesten. Waarin saamhorigheid centraal staat en de feestdagen worden uitgetild boven de consumptiefestijnen waartoe ze voor velen verworden zijn. Waar, bijvoorbeeld, kerst iedereen herinnert aan de kwetsbaarheid van de geboorte en het belang van onderlinge zorg.
Zo beschouwt Vuyk de christelijke traditie nog altijd als een belangrijke intellectuele bron, waaruit de moderne samenleving ook nú kan putten. Een inzicht dat hij echter in de kerken node mist en slechts tegenkomt bij denkers daarbuiten. Als Remonstranten moeten we met Vuyk zeker van gedachten te wisselen over zijn ideeën. Mede tegen de achtergrond van de nalatenschap van onze éigen, kleiner wordende, geloofsgemeenschap. Wat zouden we zélf idealiter willen nalaten?