Licht in onze ogen
Geschreven door Reinhold Philipp
Het is nog niet zo ver.
Ik kijk om mij heen
en zie – voor de zoveelste keer –
dat het nog niet zover is
Het is nog niet zo ver.
Afgelopen mei mocht ik tijdens de eerste lockdown voorgaan in een landelijke remonstrantse onlinedienst vanuit Den Haag. Ingrid de Bonth deed op de bekende stijlvolle manier het welkom eindigend met een gedicht van Toon Tellegen. Het is nog niet zo ver. Die ene regel schoot mij sindsdien (iets vervormd door mijn geheugen) steeds weer te binnen. Steeds weer als we dachten te mogen hopen op meer vrijheid, meer omhelzing, meer menselijke warmte en ontmoeting, en dan toch weer van hogerhand een mededeling kwam in de strekking van: Het is nog niet zo ver …
2020 is voor velen een donker jaar geworden. Omdat ze ziek werden, omdat ze geliefden verloren, omdat de eenzaamheid nog groter werd, omdat ze hun baan zijn kwijtgeraakt, omdat ze hun bedrijf zagen verdampen, omdat ze in de schulden terecht kwamen. Dat velen ernaar verlangden om aan het einde van dit jaar met elkaar Kerst echt te vieren – thuis en in de kerk – is volstrekt begrijpelijk. Dat dat niet kan – of hooguit in zeer kleine kring – is teleurstellend, maar heel verstandig. Het is nog niet zo ver …
De profeet Jesaja schetst donkere beelden. Hij ziet een volk zonder vertrouwen, dolend in de duisternis: De mensen kijken omhoog of staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis; donker en somber is het, nacht overal. Tegelijkertijd is Jesaja dé profeet van de hoop. Hij wil het vertrouwen herstellen, de ogen van de mensen openen. ‘Mensen, er is licht aan het eind van de tunnel!’ Misschien had de profeet zijn boodschap in onze tijd zo geformuleerd! De boodschap blijft dezelfde: Misschien ervaar je de huidige tijd als een duistere, sombere periode, houd moed: er zal een andere tijd komen. Blijf niet staren op wat vroeger was! Blijf niet hangen in het nu!, zegt God bij monde van de profeet tegen het volk in ballingschap. Ik ga iets nieuws beginnen. Zie je het niet? Na een roerig 2020 zien we er reikhalzend naar uit: iets nieuws beginnen. Maar de tunnel is lang. We zijn er nog niet. Het is nog niet zo ver. Ook toen, ten tijde van de profeet, werd het licht dat de duisternis verlicht, dat schijnt over de mensen die gaan in het duister wel aangekondigd, maar het zou nog lang duren vóór het eindelijk zover was.
Zend ons een engel in de nacht, dicht Michel van der Plas,
als alles ons een raadsel is,
als ons de zekerheid en kracht
ontvallen in de duisternis.
Zend ons in hem de zekerheid
dat U ons zelf bezoeken zult
en bij ons wonen in uw tijd
en leer ons wachten met geduld.
‘Wees niet bang!’, zeggen de engelen als de herders schrikken van het hemelse licht. Je zou toch zeggen dat ze in de koude, donkere nacht verlangen naar warmte en licht. Waar zijn ze dan bang voor? ‘Als het licht op je leven schijnt’, zei ooit iemand in de gevangenis, ‘dan zie je ineens alles’. Dus ook dat waarvan je eigenlijk niet wil dat anderen het zien en/of wat je zelf misschien liever niet onder ogen wil zien.
Kortgeleden had ik een whatsapp-gesprek met een vriendin. We waren aan het klagen over hoe vreselijk jammer het is dat er dit jaar met kerst zoveel dingen niet door kunnen gaan of in ieder geval anders zijn, veel soberder. “Moet jij (ze bedoelde: jij als dominee) niet woorden van bemoediging en troost spreken? Zoiets van ‘het komt allemaal goed!’. En het liefst met een Halleluja erachteraan.” ‘Alles sal reg kom’ was mijn antwoord, mijn lievelingsuitspraak uit Zuid-Afrika. Veel mensen die deze uitspraak citeren vergeten het tweede deel: “Alles sal reg kom as ons almal ons plig doen.”[2] Alles komt goed, als we allemaal maar ons best doen, als wij allen een bijdrage leveren, al is die nog zo klein, voeg ik eraan toe. Dat geldt specifiek voor het overwinnen of beter gezegd uit laten doven van de pandemie die alles overhoop gooit en in de war schopt en ontelbaar veel mensenlevens heeft verwoest. Maar dat geldt ook voor andere grote uitdagingen waar we als mensheid voor staan: de vluchtelingenproblematiek, honger en armoede, het klimaat, de ecologische crisis.
Een beetje licht verdrijft veel donkerheid. Het is een pleidooi voor het kleine gebaar: Iets wat op wereldschaal helemaal niets voorstelt, wat verwaarloosbaar en zinloos lijkt, kan in het klein veel voor iemand betekenen. Sommigen vragen zich af: wat kan ik doen? Kan ik een verschil maken? Ja. Eén klein lichtje is al voldoende om de duisternis te verdrijven. En als velen een klein lichtje aansteken ontstaat er al gauw een oceaan van licht.
Als het koor der engelen is verstomd[3], de herders weer bij hun kudde zijn teruggekeerd, en de wijzen weer op reis zijn naar hun geboorteland, als het grote licht van de heldere ster is gedoofd, dan is het aan ons om licht te brengen in de harten van de mensen, de eenzamen, de zieken, de armen, de daklozen … Het begint als we de glinstering van het licht zien in de ogen van een ander of als de ander de glinstering van het licht ziet in onze ogen.
De mensen die gaan in het duister, die wonen in het land van de dood, zij zullen een licht zien stralen.
[1] Hans Andreus
[2] Johannes Henricus Brand
[3] Vrij vertaald gedicht When the song of the angels is stilled van Howard Thurman