Hans Jacobi over de Marcus-Passie van J.S. Bach
Geschreven door Antje van der HoekAfgelopen zaterdag zou de muziekcursus van Hans Jacobi over Bachs’ Marcus-Passion zijn gegaan. Het ging niet door, zoals het geval was met al onze andere activiteiten. Maar, niet getreurd! Hierbij zijn inleiding met verwijzingen naar luisterfragmenten in hoofdlijnen. Het werd eerder door hem op muziekweb gepubliceerd.
Bach zou vijf passies hebben gecomponeerd, waaronder één dubbelkorige passie. Dat stond althans in Bachs necrologie van 1754. Met die dubbelkorige passie wordt uiteraard de Matthäuspassion bedoeld. Verder is alleen de Johannespassion bewaard gebleven. Over de rest tasten we in het duister.
Anonieme Lukaspassion, overgeleverd door Bach
Interessanter is de Markuspassion (1731), waarvan alleen de tekst (publicatie 1732) bewaard is gebleven. Er is zelfs een herziene versie van de tekst teruggevonden (1744, herontdekt in 2009). Dankzij dat libretto weten we tenminste wát er verloren is gegaan aan recitatieven, aria’s en koren. In 1764 stond de passie overigens nog vermeld in een catalogus van uitgeverij Breitkopf. Sindsdien is de muziek spoorloos, zegt men. Er wordt namelijk ook beweerd dat de passie (inclusief muziek) zich bevond in de Bach-verzameling van de zanger Franz Hauser (1794-1870). Volgens die lezing zou het werk in 1945 in vlammen zijn opgegaan tijdens het bombardement van Dresden.
Voor altijd verloren, dus. Wie niettemin op Muziekweb kijkt, ziet dat de verloren ‘Markus’ talloze malen op cd is gezet. En dat zit zo: al in 1873 viel het de Bach-kenner Wilhelm Rust op dat delen van de bewaard gebleven tekst sterk leken op die van de zogenaamde Trauerode (tekst van Johann Christoph Gottsched). Deze treurmuziek had Bach in 1727 gecomponeerd voor koningin Christiane Eberhardine van Polen. Kennelijk heeft Bach dus delen van die Trauerode gerecycled voor de Markuspassion.
Trauerode (Lass Fürstin, lass noch einen Strahl)
Voor het moderne onderzoek betekende dit dat een aantal delen van de Markuspassion gereconstrueerd konden worden (begin- en slotkoor en drie van de zes aria’s). Na Rust gingen ook andere onderzoekers de cantates en oratoria van Bach uitpluizen, om te kijken of er nog meer tekstuele (en daarmee muzikale) overeenkomsten te vinden waren. In de jaren 1940 wist Friedrich Smend vrijwel alle koralen te reconstrueren. De altaria ‘Falsche Welt’ (Markuspassion) wist hij te ‘matchen’ met de bekende aria ‘Wiederstehe doch der Sünde’ (Cantate BWV.54).
Klinkende resultaten dus, die uiteindelijk geleid hebben tot fraaie uitvoeringen op cd. Toch laten die uitvoeringen ook grote onderlinge verschillen zien. En dat is geen wonder, aangezien het belangrijkste deel van de Markuspassion verloren is gegaan. En daarbij doel ik op het eigenlijke ‘passiespel’, naar de letterlijke tekst van het Marcusevangelie. Ga maar na: teksten van aria’s en koren kon Bach nog wel recyclen. De muzikale declamatie van een bijbeltekst (recitatieven, turbae) is echter zo specifiek tekstgebonden, dat recycling onmogelijk is. Er is dus geen hoop dat die noten ergens nog wel te vinden zijn. Vandaar dat iedere reconstructie van de Markuspassion een torso is en blijft.
Om een uitvoering toch mogelijk te maken, kiezen sommigen ervoor om de evangelietekst dan maar simpelweg uit te spreken. Anderen maken gebruik van recitatieven uit alternatieve Marcuspassies. Zoals die van Bachs leerling Homilius. Of die van de door Bach bewonderde Reinhard Keiser.
Markuspassion van Reinhard Keiser
Een enkeling probeert zelf de recitatieven te componeren. Soms imiteert men de stijl van Bach, wat nogal riskant is. Opmerkelijk was de suggestie van de musicoloog Alexander Grychtolik om de recitatieven van de Matthäuspassion over te nemen en de noten daarvan zodanig te herschikken dat ze pasten op de tekst van het Marcus-evangelie.
Recitatief ontleend aan Matthäuspassion
Weer anderen gebruiken zelf-gecomponeerde recitatieven in een moderne stijl, zodat de stijlbreuk met Bachs muziek niet verdoezeld wordt. Ook Jos van Veldhoven koos ooit voor een bewuste stijlbreuk met Bachs muziek. Hij maakte gebruik van een veel vroegere Marcuspassie, namelijk die van de Italiaan Peranda (1625-1675).
Alles goed en wel, maar wat hebben we eraan? De ‘Markus’ kan immers nooit van eenzelfde niveau zijn geweest als de ‘Matthäus’, aangezien Bach teruggreep op oudere muziek. Had dat te maken met tijdnood? Was hij minder geïnspireerd vanwege conflicten met zijn superieuren? Toegegeven, ook de geniale Hohe Messe is grotendeels het resultaat van recycling. Bij de ‘Markus’ ligt het idee van recycling echter wel iets gevoeliger, omdat het de suggestie wekt dat het werk (met zijn complexe structuur van passie-oratorium) niet ‘aus einem Guss’ is opgetrokken.
Aria Mein Tröster ist nicht mehr bei mir
Niettemin is ook de ‘Markus’ – in welke reconstructie dan ook – adembenemend mooi. De muziek is opvallend nobel en charmant, en daarmee zowel Christus als een Poolse koningin waardig. Neem het prachtige openingskoor (waarvan de eerste koorklanken zo sterk lijken op de spectaculaire openingsakkoorden van de Hohe Messe). Of de ontroerende aria Mein Tröster ist nicht mehr bei mir, waarvan alleen al de rijke instrumentatie hemels is. En dan het fraaie slotkootkoor. Vooral het moment waarop het koor unisono zing.
(HJ)