De schijnbare tegenstrijdigheid van het kerstverhaal
Geschreven door Antje van der HoekDe Italiaanse schilder Giotto heeft het destijds fraai verbeeld: Franciscus van Assisi en zijn levende kerststal. Met eigen ogen had Franciscus het willen zien, ‘hoe het dat Kind aan het meest noodzakelijke ontbrak, en hoe het in een kribbe op het stro moest liggen tussen de os en de ezel’. In het jaar 1223 bootst hij de kerststal in het Italiaanse plaatsje Greccio, in alle eenvoud, na. Mensen uit het dorp verlichten de nacht met kaarsen en fakkels en de kribbe wordt in het kerkje geplaatst. Bij de kribbe draagt Franciscus, ontroerd, de mis op. Greccio wordt het nieuwe Bethlehem.
In zijn tijd bracht Franciscus het kerstverhaal naderbij, als een menselijk gebeuren. In de eerste eeuwen dat Kerst werd gevierd lag dat anders. De vroeg-christelijke belijdenis van Nicea leerde dat Christus was ‘geboren uit de vader, voor alle tijden’. In overeenstemming daarmee werd zijn geboorte in de tijd, zo vertelt Marius van Leeuwen in zijn boek over de christelijke feesten, veelal voorgesteld als het op aarde verschijnen van een hemelse prins. In de loop van de Middeleeuwen kwam daar verandering in, met name onder invloed van Franciscus. In navolging van hem werd het sindsdien gebruik een kerststal in te richten. De tijd dat Jezus werd afgebeeld als een wat ouwelijk prinsje op de schoot van zijn moeder was voorbij. Jezus werd een weerloos kind zoals ook wij dat ooit waren.
Daarmee raken we aan de paradox van het kerstverhaal. Het komt heel dichtbij, in z’n herkenbare menselijkheid. Maar er ontstaat ook afstand voor zover dit kind eveneens wordt aangeduid als ‘redder’, ‘messias’, het ‘woord dat mens geworden is’. Evangelisten als Lukas en Johannes leggen hier zo hun eigen accenten: op Jezus menselijke, respectievelijk goddelijke kant. Ida Gerhardt laat deze schijnbare tegenstrijdigheid op sublieme wijze naast elkaar staan, in haar gedicht Geboorte: ‘Gods liefde op aarde neergedaald/ ligt in een stal op stro te slapen’. En ‘hier slaapt, der wereld toevertrouwd/ die was vóór de aanvang van de tijden’.
Met Kerst gaat het om deze paradox. Van het gewone en het buitengewone, het alledaagse en het bijzondere. We herkennen dat gewoon-bijzondere uit onze eigen beleving: van onze eigen geboorte en dat van (klein)kinderen om ons heen. Maar tegelijkertijd gaat het met Kerst om de geboorte van die éne, waarin, om met Ida Gerhardt te spreken, Gods liefde bij uitstek aan het licht trad. En bovenal om de geboorte van zijn liefde in ons, in ons hart, in wie we zijn en wat we doen en laten. Daartoe worden we met Kerst uitgenodigd!