12 januari 2016

Remonstranten. Geloof begint bij jou?

Geschreven door Eric Corsius

Het was en is makkelijk prijsschieten op de campagne van de Remonstranten. Ik heb daaraan ook meegedaan. Op het oog is er immers het nodige in te brengen tegen de campagne. Heeft degene die zegt dat god bepaalde dingen doet en andere laat niet te veel pretenties? Suggereert hij niet dat hij god in zijn greep heeft? En is dit niet in volstrekte tegenspraak met de agnostische passie van de remonstrantse vrijzinnigheid? Meer specifiek en concreet kun je bij de campagne bovendien de vraag stellen, of ze niet te burgerlijk is. Wordt god niet voor het karretje gespannen van een liberale levensstijl en waarden als autonomie en verheven hedonisme?

God voor het remonstrantse karretje?

Helemaal eerlijk was en is dergelijke kritiek niet. De critici begaan namelijk een klassieke misslag: de categoriefout. Ze stellen vanuit de theologische spelregels iets aan de kaak, wat helemaal niet de pretentie heeft theologie te zijn: een reclame-uiting. Als de reclame-uiting netjes binnen de theologische lijntjes zou kleuren, zou ze natuurlijk helemaal geen dingen zeggen als ‘Mijn God dwingt me tot niets’ of ‘Mijn God trouwt homo’s’. Dan zou ze formuleringen bezigen als ‘Mijn wijze van geloven is ondogmatisch’ of ‘In mijn kerk kunnen homo’s trouwen’.

Reclame is echter een ander spelletje dan theologie – en houdt zich dus aan andere spelregels. Ze streeft naar pakkende statements, kortsluiting en bondigheid, terwijl theologie het moet hebben van de subtiele verleiding van argumenten, omhaal van woorden en uitweidende nuances. Binnen die eigen spelregels staat het de reclame vrij om plompverloren god als subject op te voeren. Daarom is theologische kritiek op de campagne niet helemaal terecht – en getuigt ze van een al dan niet bewust negeren van het spelkarakter van taal alsmede van gebrek aan ironie.

Geloof begint bij jou. What else?

Het bovenstaande was en is vooral van toepassing op de bekende ‘God-doet-dit-en-laat-dat’-uitspraken. Bij de uitspraak ‘Geloof begint bij jou’ ligt één en ander mijns inziens toch weer iets anders. Hiertegen kan ik oprecht niets inbrengen – ook niet qua theoloog. Ik zou niet weten waar geloof anders zou beginnen dan bij ons. Uiteraard moet ik – theologisch correct – zeggen dat geloof wezenlijk slechts een bedremmeld antwoord of wederwoord is op een gave die eraan voorafgaat. Dit antwoord of wederwoord is echter het eerste en enige waar we de vinger op kunnen leggen. We moeten het doen met de tweede instantie. De eerste instantie of de spreker van het veronderstelde eerste woord zullen we nooit kunnen betrappen of oproepen als getuige.

De bron waaruit we de moed putten om te geloven is bodemloos en de grond waarop we ons gelovige huis bouwen is grondeloos – om het met de mystieken te zeggen. Van het eerste woord klinkt nog slechts de nagalm. In die verontrustende zin is er geen ‘oerbegin’ voorafgaand aan het geloof  – in ieder geval niet in die zin dat we dit ‘oerbegin’ in beeld kunnen brengen, in woorden kunnen vatten of via ons gevoel op het spoor kunnen komen. En zo min als er een ‘eerste woord’ is, is er een ‘laatste woord’.

Geloof is anarchie

Het woord waarop ons geloof het antwoord is, heeft een niet te traceren begin en een open einde. Geloof is anarchie. Als we ons geloof willen verwoorden of verantwoorden, kunnen we dat dus nimmer doen met een beroep op een eerste spreker of diens eerste woord – gewoonweg omdat dit buiten ons vermogen en onze bevoegdheid ligt. We moeten zelf plaatsvervangend het initiatief opeisen, rekenschap afleggen van ons geloof en zelf onze hand ervoor in het vuur steken – zoals we vervolgens des te meer verantwoordelijk zijn voor de daden en de instituties die uit ons geloof voortvloeien.

Geloof is onbegonnen werk, een ongeautoriseerde onderneming. Juist daarom moeten wij zo moedig, oprecht en integer zijn om de volledige aansprakelijkheid ervoor op ons te nemen. Iemand anders doet dat niet voor ons. En iemand moet het doen.

God slaat met ons karretje op hol, spannend!

Het bovenstaande schreef ik ruim een jaar geleden naar aanleiding van de campagne. Onlangs startte een nieuwe campagne, die dezelfde toon aanslaat en onvermijdelijk ook de zelfde reacties oproept. Zo komt het ook tot een herhaling van zetten. Een refrein van de critici luidt dat de remonstranten God blijkbaar ‘voor hun karretje willen spannen’ of – zoals Stijn Fens het formuleert in zijn column in Trouw van 9 januari jl. – dat remonstranten denken ‘met God alle kanten op te kunnen’. Het moge zo zijn dat in liberale kringen – binnen en buiten de remonstranten – een zekere verburgerlijking heerst die God prijsgeeft aan de willekeur en het goeddunken (het ‘Belieben’, zoals de Duitsers onnavolgbaar zeggen) van de goegemeente.

Toch is de grondimpuls van de vrijzinnigheid en ook van deze campagne een andere. Juist de hierboven aangehaalde kritische beeldspraken dagen mij uit en helpen mij, om deze grondimpuls te verhelderen en te onderstrepen. De ware vrijzinnigheid spant God niet voor een karretje. Ze laat juist de teugels vieren van de God die voor het dogmatische karretje is gespannen. En daarmee neemt ze welbewust een risico: het risico dat niet wij bepalen welke kant het uitgaat in ons avontuur met God, maar dat God eventueel met ons karretje op hol slaat en onvermoede kanten opgaat en richtingen inslaat. Dit vieren van de teugels en dit zich laten verrassen: dáárvoor werft m.i. de huidige campagne, dáárvoor gaan remonstranten door het vuur.

Over Eric Corsius

Eric Corsius

Eric Corsius is personeelsadviseur en beleidsmedewerker bij de Redemptoristen en vriend van de remonstrantse gemeente Eindhoven.

Gerelateerd